Een trieste verkoop

Een gedwongen verkoop

van een stuk land, een huis en bijgebouwen en nog een stuk land met een huis en bijgebouwen met een lang en triest vervolg, zich afspelend in Semarang in de jaren vanaf 1830 tot en met 1850.

Een verhaal waarbij de erven van mijn overover opa Joseph Johannes Amir (en in eerste instantie mijn over over opa zelf) bij betrokken waren.

In 1810 werd te Semarang geboren een jongeling genaamd Hendrik Johannes Beer en hij huwde met Johanna Hendriks die geboren werd in 1804.

Mijn over over opa Joseph was pas een jaar of twee in Semarang wonende, gekomen via Calcutta, uit Nieuw Julpha nabij Isphahan Perzie in 1808. Weinig kon hij bevroeden, dat hij ooit te maken zou hebben met Hendrik Johannes Beer.

Ik heb het niet kunnen ontdekken wanneer precies zij met elkaar in kennis kwamen en op welke wijze. Zelf heb ik een vermoeden, dat dit via moeder’s kant gebeurd moet zijn. De moeder van Hendrik was namelijk een dame van geboorte hetend Samuel.

Kortom, op één of andere manier, geraakten mijn over over opa Joseph en Hendrik Johannes Beer financiëel met elkaar verwikkeld. Het zou kunnen, dat Hendrik een som geld had geleend van mijn over over opa ten behoeve van de aankoop van stukken land en de opstallen of dat Hendrik geld had geleend ten behoeve van de aankoop van machinerïen ten behoeve van de terrein- en cultuurbewerking.

Mijn over over opa Joseph had wel eens(zelden) de neiging en middelen ervoor om als bankier op te treden naar particulieren toe, maar merendeels naar grotere instanties, zoals bijvoorbeeld het leger en het ambtenarencorps.(Was de overheid betrouwbaarder?)

En zo kwam op 25 maart 1835 de Engels des Doods ook aan opa’s deur kloppen, of hij nu rijk was of niet, na een zwaar ziekbed van 7 maanden lang. Over over opa had natuurlijk wel vaker geld e.d. ter leen gesteld aan derden en de nazaten gingen driftig aan het werk om ’s een lijstje samen te stellen wie nog geld schuldig was aan de erven van over over opa Joseph. Volgens de historische geschriften was over over opa Joseph ene beetje erg makkelijk in zijn uitleenpraktijken.

Uiteraard werd dit akkefietje geheel volgens de toenmalige regeltjes gedaan en wel door een schoonzoon genaamd Charles Francois Boudriot. Charles was afkomstig uit Zeeland en kwam uit een Frans Hugenoten geslacht, dat destijds richting Zeeland gevlucht was. Volgens de geschiedenis boeken sprak hij geen vloeiend Nederlands (of Zeeuws).

(Over over opa Joseph was heel slim geweest en had al zijn dochters in de “uitverkoop” gedaan aan hooggeplaatsten op diverse posities in het leven. Één van zijn dochters Anna, waar ik van afstam, was gehuwd met T.C.J. Kroesen die het destijds in het leger voor het zeggen had.)

Hoogstwaarschijnlijk zal meneer C.F. Boudriot enkele brieven met van die kroontjes erop en met de tekst “In naam der koning” of iets dergelijks verstuurd hebben en zo ook naar Hendrik Johannes Beer en hoogstwaarschijnlijk zal er of niet op gereageerd zijn of kon men de schulden niet vereffenen, om welke reden dan ook.

En daarom verscheen er op 3 febr 1836 (11 maanden na over over opa’s dood) een dagvaarding waarbij Hendrik Johannes Beer de gedaagde was met zijn vrouw Johanna Hendriks. Hendrik was pas 26 jaar oud en Johanna was 32 jaar oud.

Het leed was voor het echtpaar Beer hiermee niet afgelopen, want Johanna stierf in 1838, twee jaren na deze gedwongen verkoop en was Hendrik op zijn 28ste weduwnaar en voor hem ging het leven door. Welke werkzaamheden Hendrik nu precies deed, heb ik niet kunnen terugvinden.

Volgens de kaart is Hendrik hertrouwd met Johanna Elisabeth Mierop die slechts 19 jaar oud was toen ze stierf. Waarschijnlijk is het paar slechts heel kort gehuwd geweest en daarbij is het trieste ook nog, dat Hendrik eveneens in het zelfde jaar stierf. (Van bron J. Mierop vernam ik, dat zij een jaar of 15 was, toen zij elkaar ontmoetten.)

Resumé: Vader Johan Hendrik Beer stierf ook in 1846. Zoon Hendrik Johannes Beer stierf in 1846. Johanna Elisabeth Mierop (de tweede vrouw van zoon Hendrik) stierf in 1846. Elk genoemd familielid stierf respectievelijk in de maanden augustus, september en oktober. Ik heb in de krantenberichten niets kunnen vinden over een eventuele epidemie in het jaar 1846, ook niets over een eventuele roofpartij met dodelijke afloop of iets dergelijks.

Zoon Hendrik Johannes en zijn tweede echtgenote Johanna Elisabeth zullen vermoedelijk ingewoond hebben bij vader Johan Hendrik ( die vlakbij ook een stuk grond en opstallen had – zie advertentie verkoop hieronder) en daardoor gezamenlijk getroffen te zijn door de vermoedelijke epidemie.

Maar wat wel gevonden is door mij: Een korte beschrijving over een misterieuze epidemie in 1846 te Midden Java, beschreven in het boek: http://dare.uva.nl/record/299158 op pagina 72 van PDF file Proefschrift.

Hieronder een foto van de kaart van het gezin Beer:

Aanvulling en correctie op het bovenstaande en bron van  J. Mierop: Johanna was de dochter van Willem Mierop en de inlandse vrije christenvrouw Samida (Willem’s derde vrouw). Johanna was geboren op 9 maart 1827 en gestorven op 5 aug 1846. Vader Willem was – voor zover bekend – 3x gehuwd geweest.

Johanna werd vernoemd naar de tweede vrouw van Willem, namelijk Johanna Elisabeth Frankhamel.

Vader Johan Hendrik Beer scheen vlakbij ook een stuk grond en opstallen in bezit gehad te hebben, want ik vond nog onderstaande advertentie inzake een executoriale verkoop van het onroerend goed, niet ver gelegen van het eerdere stuk land en opstallen onder nr. 593. (Vader Johan stierf in 1846).

Om een klein idee te hebben, hoe het daar zo’n beetje aan toe ging in die tijden, hieronder enkele beelden van de KB en van Collectie Tropenmuseum:

Opmerking wat betreft het bericht hierboven: Hoe weet de schrijver dat de inbreker reeds een been over het kozijn had?

Een villa woonwijk in de v.d. Burgstraat. (Weliswaar begin jaren 1900)

Offeren aan de rijstgodin.

Een offerhuisje voor de rijstgodin.

Cultuur gronden.

 

 

Waarom huil je toch nona manis, in het Indonesisch door neef Mus M, gezongen.

Terug naar boven