Ted Grashuis van de Jalan Ambengan, welke de Cannalaan kruist.
Hieronder maar eerst een situatie van de ligging van de straten Jalan Kusuma Bangs (vh Cannalaan) en de Jalan Ambengan (vh ook Ambengan weg).
Ter info: de jalan Ambengan is tegenwoordig een eenrichting straat, dit in tegenstelling tot vroeger waar de gerobaks en becaks alle vrije ruimte hadden heen en weer, hooguit de weg een beetje versperd door een bocak op een oude fiets.
Jalan Ambengan recht toe recht aan. Dwars tegen het verkeer in is aan het einde de Christus Koning kerk. De Jl Kusuma Bangsa is links en rechts waar de gemotoriseerde straatbende van Surabaya staat te wachten om over te steken en de weg te vervolgen. Achter dat grote gebouw op de hoek rechts, kwam de Jalan Kanginan uit op de Jalan Ambengan.
De fotograaf bevindt zich op de Jalan Kusuma Bangsa en rechts/links de Jalan Ambengan. Het grote gebouw op de foto boven rechts, is hier links boven te zien.
Kortom, op de Jalan Ambengan woonde ook in die bewuste jaren 1950 en nog wat, de familie Grashuis, waaronder zoon Ted.
Persoonlijk ken ik Ted niet uit die tijden, want hij is een paar jaartjes ouder en zat in de hogere klassen van de Theresia school, naast de kerk. Ik zat op de buitenste school van de drie naast elkaar gelegen scholen, namelijk de concordante. Hoe de middelste heette, ben ik vergete… zou Corrie Konings later zingen.
Maar in elk geval, zaten op die middelste ook een paar zusters, die een oogje in het zeil hielden van de concordante, want op de concordante zat (hoogstwaarschijnlijk) meer “schuim der Surabaya’s straten” dan op die andere twee lagere scholen, dus een extra wakend oog van de zusters ter assistentie van de juffrouws, was welkom…. Eh, dat “schuim” slaat dus niet op mezelf, ook al zat ik meteen al op de concordante. Ik was netjes en gehoorzaam….. binnen oogbereik van ma thuis.
Hiernavolgend – onverkort en in originele vorm – een bijdrage van Ted Grashuis over die tijden van lome zwoele warmte in Surabaya’s Ketabang/Gubeng buurten. Ik heb enkel extra alinea regels togevoegd om het makkelijker te lezen. Mijn dank aan Ted.
DE THERESIASCHOOL IN SURABAYA – 1945 – 1950
Toen ik 6 jaar was kwam ik in de eerste klas van de Theresiaschool in Surabaya. In de vierde klas werden we overgeheveld naar de Concordante school, die dezelfde leerstof gaf als de scholen in Nederland.
Vooral op de Theresiaschool heb ik de leukste tijd gehad, de lessen werden gegeven door nonnen (wij noemden ze –zusters-) en een paar juffrouwen, de namen kan ik me niet meer herinneren. Naast de school stond de Christus Koningkerk en daarnaast weer de pastorie.Wij woonden een paar passen van de parochie af en vaak kwamen ’s-avonds de pastoors een paitje (jenever) bij ons halen en om te ngobrol.
De populairste pastoor was pastoor Dijkstra, een boom van een kerel, maar altijd aardig en vriendelijk tegenover iedereen. Hij was heimelijk verliefd op een van de zusters, een klein vrouwtje, dat maar nauwelijks tot aan zijn middel reikte. Als ze elkaar tegenkwamen, dan bloosden ze verschrikkelijk en konden nauwelijks uit hun woorden komen. Wij hadden al gauw in de gaten: wah, verliep deze! Hij was ook de populaire biechtvader, omdat hij altijd weinig penitentie gaf.
Een keer zat ik in de manggaboom van de pastorie mangga’s te jatten, toen pastoor Dijkstra met een stoel naar buiten kwam en onder de boom zijn brevier ging ziten lezen. Ik hield me zo stil mogelijk, maar dat was moeilijk vol te houden omdat er rang-rang (grote rode mieren) over mij heen kropen. Maar gelukkig bleef hij niet lang zitten en kon ik eindelijk uit de boom komen. Een paar dagen later ging ik bij hem biechten en nadat ik al mijn zonden had verteld, zei hij: “Ben je niet wat vergeten, je hebt toch mangga’s van mij gestolen? Maar ik geef je geen extra penitentie, want je bent al genoeg gestraft door de mieren”.
De biechtstoelen waren ook erg gehorig, je kon duidelijk horen wat anderen allemaal hadden uitgespookt. Als er een Chinese vrouw had gebiecht, dan hoorde je ze steevast zeggen: “Terimah kasih, ja pastoor! Nanti malam saya kirim bami, ja!”
Omdat wij pas uit het kamp waren gekomen, vonden de zusters, dat we er zo slecht uitzagen, daarom kregen wij in de pauze een boterham met kaas en een beker melk. Nou, dat vonden we natuurlijk geweldig, ondanks het feit dat we ’s-morgens thuis al een nasi bungkus of ketan hadden gegeten. Maar het ergste was, dat we elke dag een lepel Scotch Emulsion (walvis levertraan) moesten innemen, als ik er nu nog aan denk, dan ga ik weer over mijn nek. Het was tegen de Engelse ziekte, kata-nja, voor kinderen, die te weinig zon hebben gehad. Nou, dat was aan ons niet besteed, de een zag nog zwarter dan de ander!
De zusters vonden, dat vooral de jongens in de pauze altijd zo ruw met elkaar speelden. Vooral bok-bok stavast en ruitergevecht waren bij ons favoriet. We kwamen na de pauze helemaal doorweekt van de kringet (zweet) en vies en vuil weer de klas in. Wij mochten deze spelletjes niet meer doen en een van de zusters liet voetballen uit Holland overkomen. Maar dat waren van die gummi ballen, die binnen de kortst mogelijke tijd lek raakten in de prikkeldraad omheining.
Gatrik mocht ook niet, veel te gevaarlijk met die rondvliegende stokken! Knikkeren mocht nog net, maar het ging er ook fanatiek aan toe. Wij konden zo hard met de knikkers schieten, dat ze soms uit elkaar spatten.
Wat wel mocht, met kartonnen plaatjes de lucht ingooien of met karet-jes spelen, maar dat was voor ons veel te tam. Er was een periode, dat we een holle sleutel opvulden met luciferkoppen en een grote spijker met karet er boven op spanden. De sleutel werd dan kunstig ingebouwd in een houten raket, deze de lucht in werd gegooid en bij het neerkomen op de grond gaf het een enorme knal.
Dan was er weer de tijd van de toeloep (blaaspijp), waarbij we katjang idjo door een bamboe pijpje naar elkaar bliezen. Maar al deze spelletjes waren op school taboe, wat we thuis uitspookten, moesten we maar zelf weten. Wel was er elke dag een knokpartij na schooltijd, ik kwam ook vaak met een blauw oog en schrammen en builen thuis.
Op het schoolterrein woonde ook een djaga (waker) met zijn gezin. Hij had een sik-bok (geit) met enorme horens. Nu speelde in die tijd in de bioscoop de beroemde film Quo Vadis, waarin o.a. te zien was hoe in de arena een gespierde reus Ursus de nek van een stier brak om het leven van zijn meesteres te redden. Dat vonden wij natuurlijk prachtig en wij probeerden de geit bij de horens te vatten om zo met een draai haar op de grond te krijgen. Maar dat gebeurde meestal niet en de geit begon dan luidkeels te blaten, waarop de djaga naar buiten kwam stormen en met zijn arit (grasmes) begon te gooien. Hij zorgde wel, dat hij ons niet raakte, maar wij stoven wel alle kanten op.
Er waren klasgenoten, die in het kerkkoor zongen o.l.v. Bansbergen.
Het gammele orgeltje werd bespeeld door broeder Gratianus, die meestal helemaal kwam lopen vanuit Darmo en ook weer terug. Ik was ook één van de koorknapen, maar geen van ons kon ook maar één noot lezen. Bij de repetitie zongen de ouderen eerst voor, wij onthielden dan de wijs, gelukkig waren wij snelle leerlingen.
Maar tijdens de mis stonden we met een loodzwaar gezangenboek in onze handen, flauwe kul eigenlijk, want we zongen alles uit ons hoofd. Met Kerstmis moesten Michiel Gude, Rob Stuhmer en ik in de nachtmis het Stille Nacht en Ave Maria zingen. Dan was het muisstil in de kerk en menigeen liet dan een traantje van ontroering vallen.
Na de ochtendmis zei pastoor Dijkstra een keer: “Jullie hebben zo goed je best gedaan met het zingen, na afloop van de dienst mag elk twee mangga’s plukken”. Nou, hij heeft het wel geweten, wij stormden als gekken de bomen in en propten zoveel mogelijk mangga’s in onze broeken en shirts, hierna was er zelfs geen printiel meer in de bomen te bekennen. Rakoes boekan main!
Met Sinterklaas was het ook altijd een dolle boel, meestal was één van de pastoors de Goedheilig Man. Op een keer was de kleinste pastoor aan de beurt, zijn naam weet ik niet meer, Bastiaans denk ik. Hij had van die korte benen en hij moest rondrijden op een dik paard, dat waarschijnlijk zwanger was. Het was al een hele toer om hem op het paard te krijgen, want hij had nog nooit op een paard gezeten. Maar uiteindelijk kon hij zijn rondrit beginnen en na een tijdje kwam hij weer heelhuids terug gereden. Maar hij kon niet op eigen kracht afstijgen, want hij verrekte van de kramp in zijn benen. Met veel moeite kreeg men hem het paard af, maar hij kon ook geen stap meer verzetten vanwege zadelpijn, waarop hij toen maar door een paar sterke kerels naar binnen werd gedragen. En dat gebeurde allemaal onder het oog van de schoolkinderen, die luidkeels zongen: Dag Sinterklaasje, dag, dag! Elk jaar was er ook een Chinese zwarte piet, die had altijd een muts met horens op. Van de zenuwen zat hij steeds met zijn handschoen zijn neus te wrijven, totdat op het laatst zijn neus helemaal wit was. Het was geen gezicht, zwarte piet met een witte neus!
In het clubgebouw werden regelmatig facy-fairs en toneelvoorstellingen (Dilletancia) gehouden, waar wij halsbrekende gymnastiekoefeningen op een smal toneel moesten uitvoeren, zoals torentje bouwen. Je moest dan maar geluk hebben, dat je niet het toneel afdonderde, want iets van eerste hulp was er niet. Het was eerder eerste ongeluk bij hulp! Er was ook een Hohner mondharmonica-club en een zangclub, waar de laatste hits werden gezongen.
Na verloop van tijd werd de oude kerk vervangen door een nieuwe grotere kerk met een groot Christus Koning beeld ervoor. De oude kerk werd als gudang (opslagplaats) gebruikt. Toen ik in 1989 voor de eerste keer weer naar de Theresiaschool ging kijken, was er niet veel veranderd en zag alles er goed onderhouden uit.
En toen al!
Ted Grashuis.
Foto onder: De school met ergens op de foto in het midden achteraan een lange bonenstaak (cangak uloh) en dat is Ted Grashuis. Foto copyright Ted Grashuis.
Ted stuurde me het volgend aanvullend mailtje op 27 oktober 2014 afkomstig van Max Wetters met een kleine rectificatie en uitleg over de scholen: Theresia, Gabriel en Damiaan (later de concordante lagere school). Het bericht plaats ik onveranderd in originele vorm hieronder.
Quote:
Hallo Ted,
Ik heb je verhaal gelezen op de site van Hans. Je hebt inderdaad op de Therisia school gezeten maar ook op de Gabriel school.
De zaak zit zo.Toen de Theresia school moest overschakelen naar een Indonesische school kwamen al die nedrlanders naar de Gabriel school.
Want de Damiaan school (concordante school ) was nog in gebruik door de concordante Mulo.Toen die Mulo een ander plaats kreeg gingen alle leerlingen die concordant onderwijs wilden genieten naar de Damiaan school,want de Gabriel school werd ook Indonesisch.De direkteur van de Damiaan school was juffrouw Hazenbos.
En zo is het gekomen.
Groetjes, Max
Unquote.
Een stukje vervolg van Ted na zijn loopbaan op de lagere school:
“Van de Theresiaschool ben ik naar de broederschool gegaan en toen naar de SSV op Gentengkali. Op deze laatste school heb ik maar kort gezeten, want begin 1958 moest de school sluiten en gingen de restant blanda’s en indo’s, waaronder wij, met de laatste vaart van de JvO naar Holland.”
Meer weten over Ted? Zoek dan de Moesson december 2013 op in uw doos met oude tijdschriften. En op stapel staat een uurtje ngobrol op woensdagmiddag bij Radio Ridderkerk. Even zelf in de gaten houden, wanneer het zover is.
Nog enkele foto’s van die wijk/school heden ten dage. Een straatbeeld als alom in de grote stad. Niets herinnnert nog aan toen fan froeher.
Verborgen achter groen groen en groen struikgewas en bomen, de school dat vroeger de concordante lagere school was.
De herbouwde en volgebouwde school (middelste toen). Alleen de fundamenten zijn nog origineel. En zelfs een portiersloge is aanwezig….Dat plein, dat was toen fan froeher aangestampte aarde….
Bovenstaand met dank aan Ted Grashuis.
Aanvulling 7 aug 2019: Zomaar een kleine aantekening. Ted kwam langs bij me thuis op 6 aug 2019 samen met een andere Surabayaan Richard Koraag en diens echtgenote. Het was leuk, het was gezellig, het was goed, het was hartverwarmend voor me en ik ben blij dat ik hun zag.
Naar aanleiding van hun bezoek schreef ik wat lariekoek op één of ander forum en als reactie van een mede-lezer kreeg ik een stukje proza/poezie te lezen. Dat was ook goed, ook leuk, ook hartverwarmend, want – alhoewel de auteur zelf niet van Surabaya afkomstig is, maar van een ander stukje mooi Indonesisch land oostwaarts van Surabaya vandaan richting het land van specerijen en rijkvol aan cultuur en historie – schreef hij iets voor Surabuayanezen.
Dank heer E.M. voor uw attentie…. Ik neem er nog maar ééntje: een papeda want de papeda associeer ik op één of ander manier met u. Waarom? Omdat ik stapeldol ben op papeda en daarmee aantonend dat ik u respecteer en daarom altijd u betitel met heer en dit omdat u te allen tijde een heer bent op het forum. (Dit laatste weer in tegenstelling tot menig ander bezoeker aldaar op dat forum….)
(n.b.: Jammer dat u er gisteren niet bij was. Meen ik. Had een zeer bont gezelschap geweest; aanwezig waren diverse culturen: Indo, Belanda, Manado, Armeens; nou bonter kan het niet toch en als toetje m’n buurman met zijn favolied Surabaya Surabaya op de achtergrond 🙂
Ik quote hieronder:
6 aug 2019 – auteur de heer E.M.
“Surabaya de stad der Buayanezen,
waar haaien en krokodillen elkaar vrezen.
Doch al eeuwenlang naast elkaar blijven leven
en verre vulkanen daar de grond soms doet beven.
Kleine krokodilletjes aldaar destijds genaamd buaya’s
die zonder schroom buurman’s tuin ontdeden van papaya’s.
Zij vulden het straatbeeld net als de duiven en de warungs
en toen nog Zwarte Pieten rondliepen met over de schouder hun karungs.
Buayanezen, nu gevestigd in het land der Blanke toppen der duinen;
waar zij soms in de herfst naar buiten kijken en bomen zien met kale kruinen.
En dan in de winter buiten op straat lopen met opgestoken kragen,
zich wapenend tegen de gure wind en rillend zich afvragen:
Waarom is dat bronsgroen eikenhout nu niet meer groen?
Ah shit nog an toe, ik heb in de zooi getrapt en nu zit het aan mijn schoen.
Betaal ik daarvoor belastingen aan het gemeentelijk apparaat?
Nee, geef me dan maar Surabaya met de celetong op straat.”
Einde quote