Ary Prins,
Twee keer waarnemend Gouverneur Generaal van Indië en nimmer GG geworden, omdat hij jeugdzondes beging tijdens zijn studie tijd.
Hoe zag Ary Prins eruit? Dit is te zien op onderstaande afbeelding.
Hieronder zijn eerste vrouw Marie Anne Pietermaat (Collectie www.RKD.nl)
Waarom mijn interesse in Ary Prins? Die verklaring komt onderaan.
Wie was Ary Prins? Dat is hieronder te lezen.
Informatie uit NNWB auteur Roosenboom. (Van der AA heeft eveneens een biografie over Ary geschreven, doch m.i. zijn er een paar vergissingen in geslopen, zoals bijvoorbeeld het geboortejaar van Ary Prins. van der Aa noemt 1810.)
Dan hieronder een stukje geschrijf over Ary en mijn belangstelling voor hem.
Om een juist beeld te vormen, haal ik mijn betovergrootvader Joseph Johannes Amir erbij, juist ja, die rijke stinkert van Armeense afkomst en wiens jongste dochter Anna mijn overgrootmoeder was.
Lezer(s)-eressen: Bij de les blijven. Zit allemaal een beetje ingewikkeld in elkaar, maar is te volgen.
Uit het huwelijk van Ary Prins met zijn eerste vrouw Marie Anna Pietermaat (1817 Amsterdam -1864 Semarang) werd onder andere geboren dochter Jeanne Madeleine Prins (1842 Padang – 1918 Den Haag).
Dochter Jeanne huwde Baron Willem Herman Frederik Hendrik van Raders (1827 Curacao – 1889 Den Haag).
Uit het huwelijk van Jeanne en Willem kwam onder andere voort een zoon Willem Herman van Raders (1862 Batavia – 1928 Den Haag). Ary Prins was derhalve de opa van Willem Herman.
Willem Herman huwde Marie Elisabeth van Laren (1863 Surakarta – 1949 Den Haag.)…. En deze Marie Elisabeth van Laren is de clou voor mijn belangstelling c.q. nieuwsgierigheid. Want:….
Marie Elisabeth van Laren was één der dochters van Pieter Matthijs van Laren (1824 Batavia – 1891 Den Haag) en Louise Elisabeth Johannes (1829 Semarang – 1867 Pekalongan.) Ouders Pieter Matthijs en Louise hadden in totaal 8 kinderen.
Louise Elisabeth Johannes was een 2 jaar oudere zuster van mijn overgrootmoeder Anna en het op één na jongste kind van Joseph Johannes Amir en Helena Jacoba Herwigh.
Louise Elisabeth’s erfdeel van haar vader Joseph werd in 1949 door notaris van Heel behandeld en in 1951 afgerond en voordat vraaghandjes omhoog richting ondergetekende gaan om een kleine bijdrage: Neen, ik deelde ook hierin niet mee, dus jammer dan. Volgende keer beter toch. Who knows, want waarschijnlijk – als ik zin heb – komen er meer pagina’s over oud-koloniale Masuk Kantong jongetjes en meisjes, die wat nalieten. Maar op voorhand kan ik wederom zeggen: Neen, ook uit deze koloniale bronnen is er niets in mijn richting gestroomd, laat staan dat mijn kantong gevuld werd. 😉
Ergens wel jammer, dat ik die koloniale grootheden nooit heb mogen “bezichtigen of aan heb mogen spreken”. Ik zie het dit keer al weer voor me: ik met celana pendek (kort broekie) en een porum als een echt Surabayaans straatschoffie en een paar versleten bakeaks aan mijn bruine poten en dan aankloppen bij dat grote paleis te Buitenzorg. Natuurlijk meteen de situatie inschattend of er manggabomen in bloei staan… of jambu air bomen of rijpe pisang….. Een paar schildwachten die me wantrouwig bekoekeloeren en in de smiezen houden of er toevallig niet iets uit de zalen in mijn kantong verdwijnt… tafelzilver, zilveren snuifdoosjes, mooi klein thee servies, yogya zilveren lepeltjes, veel Hollandse koekjes op de tafels voor de gasten (niet voor mij dus) en dergelijke…..
Hoor ik me daar toch onverwachts een bekakte stem: “Zeg bruine wilde, wat moet jij hier?
En ik helemaal bingung van die man in zo’n deftig costuum en vraag me af: “Loh, heeft die vent het niet warm? Kasian kepanasan.”
En ik wil hem antwoord geven….. Al sudah, al laat maar, voordat ik weer op hol sla met mijn pantasi (fantasie.)
En toen al ja.