Mijn ouders – een gelukkig doch kort huwelijk.
Op een goede dag besloot mijn vader Theodoor Marie Cornelis Boers eens een dagje vrij te nemen en ging naar de grote stad Malang om zich daar wat te verpozen. De theeplantage in Blitar kon die bewuste dag wel ’s een poosje zonder hem, nam hij aan.
En goed geluimd vertrok hij in zijn open sedan op Indië’s en des Heeren’s wegen langs vulkanen, bossen en dorpen passerend en sawa’s bevolkt door boeren, een paar lui herkauwende karbouwen en wellicht nog wat zich vervelende jochies….
Aangekomen in Malang, slenterde hij wat rond of misschien deed ie wel boodschappen of zoiets.
Malang was uiteindelijk een ietwat groter stadje dan Blitar en had derhalve ook wat meer winkels. Malang was tevens een geliefd oord voor velen. Het was er koel, rustig en toch een beetje mondain. Want de elite uit die dagen en overigen, die zich het konden permitteren, verpoosden zich heel graag in Malang en menigeen had er zelfs een tweede domicilie.
En zo geschiedde het dat mijn vader aan het eind van de dag besloot om naar het grote postkantoor te gaan en er wat postzaken af te handelen. Mijn vader kwam het gebouw binnen en keek ’s rond waar hij precies moest zijn.
Foto onder: Malang’s Residentiekantoor in oude tijden.
Foto onder: Eveneens Malang’s Residentiekantoor. Foto gekregen van Bert van Willigenburg.
Gekomen in de grote zaal van het postkantoor stond mijn vader’s hart voor een ogenblik stil, als getroffen door een bliksemstraal bij een heldere en zéér blauwe tropenhemel……..
Daar zat zij: mijn moeder Beatrix ten Cate, achter haar bureau de grote zaal overkijkend en die de boel nauwkeurig in de gaten hield uit hoofde van haar funktie en hij, mijn vader, was geraakt door Amor met zijn witte tropenpakkie aan, die had op hem geschoten en hem vol geraakt met zijn bambu pijl. En mijn vader, de charmeur, ging door zijn knieën en liep op haar af om haar wat te vragen.
“Eh, dag mevrouw, alles goed met u; ik zou graag het volgende willen weten, aangezien ik uit de tani en desa contreien ben en hier de weg niet weet in Malang…..bla bla bla enzovoorts…” En mijn ma, ach mijn ma, zo als altijd natuurlijk behulpzaam tegenover de klanten, mijn ma, ze tuinde in de open val die mijn pa wagenwijd voor haar had opengezet… zij viel met een reuzesnelheid in de grijpgrage handjes van mijn pa en zo kwam een idylle tot stand resulterend in hun huwelijk.
Ik neem tenminste aan, dat op zo’n manier de kennismaking plaats vond tussen mijn vader en mijn moeder. Ik weet het niet of het allemaal wel juist is, omdat ik geen getuigen heb die mij het ooit hebben kunnen verhalen. Maar alle mij bekende feiten combinerend, lijkt mij zo’n kennismaking wel voor de hand liggend en ik vind het toch wel enigszins romantisch, niet dan?
Enfin, van het één kwam het ander en op een dag moest mijn vader bij zijn a.s. schoonvader langs op audiëntie in Pasuruan, alwaar mijn opa Gerrit Willem ten Cate zijn domicilie had uit hoofde van zijn ambtenaren functie als Rijksambtenaar Commies op het Residentiekantoor van Pasuruan.
Mijn moeder, natuurlijk geheel conform dames doen, die bij hun moeder langs gaan om groot nieuws te brengen, zat bij mijn oma aan de keukentafel met een gelukkige glimlach op haar schoon gelaat en mijn vader? Ach mijn vader werd natuurlijk het hemd van het lijf gevraagd door Opa.
Wie hij was, wat ie deed, of ie zijn dochter wel kon onderhouden enzovoorts enzovoorts. De bekende ouderwetse audiëntie van een a.s. schoonzoon bij zijn a.s. schoonvader, die toevalligerwijze ook nog rijksambtenaar was. En in die dagen hadden die rijksambtenaren het wel aardig hoog in de bol. Maakt niets uit of hun dompet gevuld was of leeg: ze waren rijksambtenaar… Heweldigh dese tog? (Geweldig toch?)
Mijn vader echter, was van behoorlijke komaf en ook niet op zijn charmant bekkie gevallen en trok natuurlijk alle registers maar meteen wijd open en mijn opa even op resolute wijze van repliek diende.
“Ja ouwe, het klopt, ik ben weduwnaar, want de vrouw waar ik mee gehuwd was, is vroegtijdig overleden en heeft mij drie kinderen geschonken en nagelaten en die zijn nu moederloos.” …. “Ja ouwe, ik hou van je dochter en zij houdt van mij. Reeds aanwezige kinderen of niet.” ….. “Kijk ouwe, zie je daar die grote auto? Mijn vader was Julius Boers -Resident van Zuid Oost Borneo en was gehuwd met een dame, kleindochter van een rijke stinkerd, die zowat half Midden Java in cultivatie en beheer had.” (Mijn opa Julius Boers was al in 1923 gestorven en heeft 25 jaren van zijn goede pensioen mogen genieten in het Haagse.)..
En mijn arme arme overblufte opa (vader van mijn moeder) was helemaal overdonderd en overweldigd door zo’n groot spervuur afkomstig uit de afweer kanonnen van mijn pa, begeleid door Stealth Fighters en geleide projectielen, want mijn pa dacht: Niets, niets, niets en niemand, niemand, niemand neemt mij mijn Beatrix af. (Zie vervolg van het verhaal na onderstaande foto’s.)
Foto onder: Ma in goede welvarende dagen, toen alles nog zonneschijn bleek, maar waarom zat zij dan op een bankje met prikkeldraad omringd? Waren dat voortekenen van naderend onheil van burgerkampen achter prikkeldraad?
De foto moet genomen zijn in circa uiterlijk half 1931. Mijn zus werd in de vroege lente van 1932 geboren en daarna had ma geen tijd meer om uitstapjes te maken, want er was een baby Miep en er waren ook nog mijn halfbroer Cor, halfzus Petronella en halfzus Julia groot te brengen.
Foto onder: Ma gefotografeerd in de voormalige Speelmanstraat te Malang. Bijna was ik er in getuind en dacht ik dat de bovenstaande foto en deze foto op dezelfde dag genomen waren; de jurk die ma draagt is dezelfde maar de tas is anders. Zou mijn ma een tassenfreak geweest zijn? Indien het zo was, zou dan mijn dochter dat tassengedoe van haar geërfd hebben? Want die dochter van mij… ach zo hebben we allemaal op deze aarde wel onze tikken, niet dan?
Foto onder: Pa’s sedan. Ik vraag me af of mijn ma destijds bij machte was om achter het stuur te kruipen. Misschien niet, misschien wel in het laatste geval dacht ze misschien wijselijk: Kruip jij maar achter het stuur mijn vent, dan kan ik lekker genieten van het uitzicht…. Of sloot ze haar ogen voor een tukkie?
Om terug te keren tot het kennismakingsgesprek van mijn vader en mijn opa:
Dat was dus de repliek van mijn vader, al waarop mijn opa Gerrit Willem ten Cate maar wijselijk verder zijn vragenvuur stopte en hem een glas es kopi tubruk trakteerde, al dan niet voorzien van een oudbakken kue lemper of zoiets en even later oma en mijn moeder zich bij hen voegden en men genoeglijk over koetjes en kalfjes verder oreerde en men misschien ook nog wel gezamenlijk van de nasi en gerechten genoot, waarschijnlijk opgediend door Sadeli (toen nog heel jong) en waar ik elders op deze site ook een verhaaltje aan heb gewijd.
En mijn pa en ma gingen tegen de avond weer weg; mijn ma zou te Malang worden afgezet en pa reed door naar de onderneming (of niet, kan ook…. Moet je nog een bakkie koffie Theo? vroeg mijn ma bij de voordeur.) en opa en oma hen natuurlijk na zwaaien en toewensen, dat ze voorzichtig moesten rijden, want de Indische Highways waren nog geen highways destijds en oma meteen tegen opa kwebbelen: Leuke vent die Theo, vind je niet Gerritje?”
En opa Gerrit wat binnensmonds terug mompelen, want die was figuurlijk nog helemaal zwaar geblesseerd door het afweervuur van mijn pa en opa ging uit nijd maar de kampung in om ’s langs Pak Ngatemo te gaan voor een tweedehands auto onderdeel, want opa zijn auto deed wat raar.
Komt opa bij Pak Ngatemo, is de garage gesloten en hangt er een bordje aan de bengkeldeur: Hedenavond gesloten wegens kaartavond (main keplek).
Nou, toen was het feest compleet en ging opa maar in de tuin slapen op last van oma, want opa was niet te genieten. De hond ook al uit zijn humeur, want die moest van de tuinbank af, anders kon opa weer niet erop slapen natuurlijk. En de nabije kampung bewoners lachten zich helemaal kriput vanwege al dat gedoe.
Kortom, het sprookje vervolgde en op de 18de mei 1931 traden beiden in het huwelijk; zij mijn moeder, een schone deugdzame jonge maagd van amper 29 jaren jong en hij mijn ondeugende snoepert van een vader oud 41 jaren en betrokken hun stee in een woning in de thee onderneming te Blitar – Swaru Buluroto. Ten tijde van het huwelijk zelf, was mijn pa nog werkzaam op de Kali Gentong – Swaroeboeloerotto Garoem onderneming ergens daar ook in die buurten. (Hij stierf in de ex-onderneming Purwoasri volgens de aktes, dus dan heeft mijn pa in ongeveer 10 jaren tijd, minimaal op 3 ondernemingen gewerkt, de wet van de logika volgend.)
Het was een wereldwijde crisistijd en slechts een eenvoudige bekendmaking in een krant getuigde van hun a.s. huwelijk. Een afschrift van de originele huwelijksakte getuigt van het huwelijk en die heb ik als één der weinige tastbare herinneringen aan mijn ouders in bezit.
Zij, heel bedeesd en die keurig netjes haar gedegen opleiding in het nonnenklooster of iets dergelijks had genoten (volgens overlevering) en zelfs Europa had bezocht tijdens een grote vakantie en in bezit van heel wat roerende goederen en een vermogen bijgeschreven op het spaarboekje van de PTT. (Zij genoot een buitenlands ambtenaren verlof van 10 maanden na een diensttijd van 8 jaren en spandeerde haar verlof in Den Haag. Twee jaar na terugkomst te voormalig Indië huwde zij met mijn vader.)
Ze kwam aan in Den Haag en meldde zich op 21 mei 1929, maakte een zomer, een herfst en het begin van de winter mee en vertrok terug richting zon op 8 januari 1930 en was blij dat ze na een maand de zon weer zag en de koelte van de bergen van Malang op haar voelde.
Ma had een paar brieven naar opa en oma geschreven: “Lieve Paatje en Maatje, het is hier heel leuk, maar vrij bekrompen. Ik heb een kamer gehuurd in de van Kinsbergenstraat. Het is een vrij smalle straat en de huizen staan op en in elkaar. Ik mis de vrije ruimte, de grote tuinen, de brede straten van Malang en het grote plein met de aloen aloen (plein). Het is zomer, maar ik slaap onder een deken en wassen moet ik me in het lavet en gelukkig is er een fles met water op voorraad, maar oh zo koud. De kostjuffrouw is gelukkig een Indische en maakt regelmatig ons eten klaar zoals we gewend zijn, maar soms krijg ik iets op mijn bord geschept waar de honden geen brood van lusten, voorzien van vette jus. In Scheveningen heb ik rauwe vis leren eten…. Niet te pruimen Paatje en Maatje, smerige zooi, niet te geloven dat ze dat spul door hun strot krijgen. Ik heb kennis gemaakt met andere Indiëgangers en we hebben strandwandelingen gemaakt. Niet te geloven wat een wind er kan waaien. Ach Nederland is leuk om het eens een keer mee te maken, maar voor de rest apies…. bla bla bla.”
(Jaren later, vele jaren later, zonder dat ik er erg in had, verhuisde ik naar een straat genaamd Van Kinsbergen straat, maar niet in Den Haag. Toen ik er vandaan verhuisde naar een andere buurt en straat, drong het ineens tot me door….vreemd…..Geschiedenis herhaalt zich, schreef ooit eens een wijs iemand….)
Iedereen sprak vroeger tegen me over foto’s van moeder op vakantie in Nederland. Foto’s op het strand met de oude pier van Scheveningen op de achtergrond…… Vaag produceer ik dan zulke beelden in mijn hersenpan, gevoed door beelden van andere mensen op dat strand uit die tijden op andere foto’s , zodat ik een eensluidend beeld kan vormen voor mezelf.
Ik vraag me af, hoe mijn moeder Nederland vond? Had zij genoten van haar vakantie? Keek zij haar ogen uit? Genoot ze van de Hollandse prak of miste ze het eten thuis? Miste zij de luchtige kleding die ze in Indië droeg? Verwonderde zij zich over de “afkeurende” blikken die het “blanke” Nederlandse volk bij tijd en wijle het bruine Indische bezoekersvolk toewierp? Stoorde zij zich niet aan enkele in de lucht geslingerde opmerkingen haar achterna gegooid? Want hoe onwetend was het gangbare volk in Nederland niet over Indië en haar inwoners in die tijden (En tegenwoordig al helemaal trouwens.)
Zij, de lieveling van mijn opa, zijn alles.
Hij, een echte wilde buitenman, elke ochtend paard rijdend door de theetuinen ter controle en gewend om met liefde de theeplanten te bevoelen en te bewaken en te verzorgen en te registreren en nog veel meer en een liefhebber van Indië ’s natuur en zelf ook niet zo onbemiddeld. Volgens een overlevering is het me bijgebleven, dat ie op een dag een slang bij zich had, mijn moeder riep en haar voor de voeten het kruipdier toewierp, vergezeld van een hartelijke lach. Hij wist namelijk, dat het geen addergebroed was, maar een simpele kleine python of zoiets.
Hij, de boosdoener in de ogen van mijn opa, hij die het waagde om zijn oogappel onder zijn neus vandaan weg te kapen, hij die het waagde om zijn dochter zomaar Triksie te noemen en mijn oma?
Ach, mijn Madurese oma was gelukkig, want haar Beatrix was gelukkig toch. Haar Beatrix die het zo ver had geschopt in de wereld en zelfs een keer héél ver weg was geweest naar het land dat Nederland heette, haar Beatrix, haar trots. Mijn ma: ze ging met groot verlof één keer naar Nederland en keerde terug naar haar geboortegrond. Haar zussen: zij waren nooit met verlof gegaan, maar maakten slechts de heenreis naar Nederland mee, samen met die grote groep Indische en Molukse mensjes, noodgedwongen de vulkanische vruchtbare geboortegrond achtergelaten en herbeplant in de koele Nederlandse klei aarde………
En zo kabbelde in de jaren erna een huwelijk voort, gedragen op de baren van de donkere tijden die aanbraken.
Het werd 1942. Zij waren inmiddels net 10 jaren getrouwd en de Japanse bezetting van Indonesia vond plaats en mijn vader werd ongeveer voorjaar 1943 gedwongen verplaatst naar een andere thee-onderneming te Kediri – Purwo Asri, die tevens deels dienst deed als burgerkamp en mijn moeder en de kinderen werden opgesloten in een vrouwen/kinderburgerkamp te Kediri-Kawarasan. Pa’s oudste zoon, Cor mijn broer, was al gesneuveld in de Slag van de Javazee in februari 1942. De twee andere kinderen – mijn zus Julia en andere zus Petronella werden verkast naar West Java Cianjur en verbleven daar bij hun grootmoeder uit mijn pa’s eerste huwelijk. Het fijne ervan weet ik niet en zal ik helaas nooit te weten komen ook.
Mijn vader is daarna nooit meer thuis gekomen en in februari 1944 stierf hij zonder aanwezigheid van mijn moeder in de zogenaamde open “gevangenis” van die theeplantage annex kamp Purwo Asri. In februari 1944 werd Indië onder Japans militair bestuur geplaatst, daar waar voorheen het Civiele bestuur van Japan het voor het zeggen had en elke gevangene werd voortaan als krijgsgevangene beschouwd. (Mededeling van het Redcross International waarvan ik schriftelijke bevestiging heb mogen ontvangen.)
Mijn vader heeft ook nooit mijn geboorte meegemaakt. Zou hij het überhaupt geweten hebben, dat zijn tweede zoon geboren was? Door de Jap gemieterd in een kuil ergens in een stukje achtertuin van het kamp. In 1949 opgegegraven door de ODO troepen en heel fatsoenlijk herbegraven op het Europese kerkhof in Kediri. Mijn dank voor die jongens omdat toch maar even te doen in die brandende zon en vergane mensen en hun resten op te graven en hen hun laatste rustplaats te versttrekken. ….. Zijn graf is nu niet meer, waar het in 1960 nog bestond, toen ik afscheid nam van mijn pa om naar Nederland te gaan….Althans, ik ging naar het Semampir kerkhof te Kediri en strooide bloemen langs de kant van de weg
Zie foto onder: Eric Neyndorff was genegen om in november 2014 in Kediri te zoeken naar het Europees kerkhof en er is niets meer als enkel wat er op de foto staat: een gebouw van het Rode Kruis. En ergens in mijn achterhoofd galmt Johnny Cash met zijn liedje: And it’s gone gone gone…..
++++++++++++++++++
Aanvullingen 23 maart 2014 betreft mijmeringen over mijn pa en de suikerfabriek Poerwoasri (Purwoasri), waar pa zijn leven eindigde. Over deze periode van pa op deze SF is mij weinig bekend en ik tracht me maar een beeld te vormen, gevoed uit de krantenberichten. Brandende vragen bijvoorbeeld zoals: Wanneer precies werd pa daar te werk gesteld? Hij was een plantage/cultuurman en behoorde tot het Kaukasisch ras, dus zal hij wel wat in zijn mars gehad moeten hebben, omdat de Jappen hem niet richting Birma/Thailand of de mijnen van Japan stuurden. In elk geval was mijn pa tot en met januari 1943 nog een “vrij” man.
De Jappen vielen begin maart 1942 het toenmalig Indië binnen (ik doel dan op Java) en ik vond het hiernavolgend krantenbericht gedateerd 04 april 1942, dus een maand nadat de Jappen zich hadden gevestigd op Java. Maar over welk tijdstip het bericht gaat, kan ik niet thuisbrengen. Er staat bijvoorbeeld, dat de Resident van Kediri, de heer Tideman persoonlijk mee hielp met de zaken te regelen/op te lossen en dergelijke, hetgeen impliceert, dat de “rotzooi” dan plaats gevonden moest hebben, voordat de Jappen administratief hun zaakjes op orde hadden???? De Jappen hadden m.i. het eerste jaar de “blanke” overheersers toch nog nodig om hun gebrek aan taal en lokale kennis aan te vullen.
Maar om een kort verhaal lang te maken (en niet omgekeerd dus): Men ging aardig tekeer in die periode, dat de Jappen het nog niet voor elkaar hadden. Aardig bedrag Nlg. 38.000,– (voor die tijden) in de kluis van de suikerfabriek Poerwoasri en 70.000 nieuwe suikerzakken. Zal een leuke selamatan geweest zijn
Maak het echter dit alles het SAIP of andere instanties maar wijs…. Uw vader staat niet op de lijst, dus… enzovoorts. In plaats dat men verheugd is, dat een lijst met mankementen verbeterd kan worden …..
Einde aanvulling 23 maart 2014.
+++++++++++++++++++
Mijn moeder heeft de klappen nooit kunnen verwerken en heeft zich als een zombie door het leven heen gesleept met een gebroken hart. De tijd van verkassing van kamp naar kamp brak aan, totdat ook zij begin 1946 het leven en de kinderen achter zich liet op 21 maart 1946, daar waar Holland op diezelfde datum zich letterlijk en figuurlijk op maakte voor een nieuwe lente…… en Holland zich totaal niet bewust was van het feit, dat er in hun eigenste eigen kolonie totaal geen vrede was. Zo druk met en vol van zichzelve had de ex-kolonisator het…….
Mijn moeder werd in Malang Europees kerkhof Sukun begraven en ook haar graf is heden ten dage niet meer. Zij is nog slechts mijn schimmige legende, levend in mijn hart en hersenpan en haar foto hangt aan de muur, naast de foto van mijn pa en beide foto’s heb ik verbonden met een rijstaar en onder beide foto’s bloeit een melati, zodat zij beiden iets van thuis bij zich hebben, hier aan de koude muur in Nederland….. (Zie ook de foto van haar graf onderaan deze pagina).
En naast hun foto hangen foto’s van mijn andere broer en zusters en samen zijn zij bij elkaar en van ons vijfen in totaal, heb ik er slechts 3 gekend. En sedert begin 2013 ook de foto’s van andere voorouders, waar ik op een gelukkige manier aan ben gekomen. (Althans niet de originele foto’s, maar digitale kopiën.)
Vreemd, ik heb nooit geweten of mijn ouders gelovig waren en of ze in hun nood tot hun Allerhoogste gebeden hebben? Thuis bij opa en oma, héél lang geleden, heb ik nooit enig spoor van religie kunnen ontdekken in het huis van opa en oma, als enkel het feit, dat oma dol was op het liedje Stille Nacht, want oma vroeg dan mij altijd dit liedje op de mondharmionica te spelen…Oma lag te wachten op haar einde in haar grote bed, stekeblind door de diabetes waar toen nog geen afdoende geneesmiddelen te verkrijgen waren…..mijn oma die me altijd liefdevol aan de rand van haar bed ontving en op een dag vertrouwde zij mij toe, dat zij een hemels licht had gezien in de hoek van de kamer….en niet veel later was zij er niet meer en was de rand van haar bed niet meer mijn zitplaats…..
Foto onder: Een jubileum. 50 Jaren, nadat ik afscheid van haar graf had genomen en haar zegen vroeg voor de rest van mijn nieuwe leven in Nederland, kwam ik haar weer opzoeken te Sukun en ze schreidde bij onze ontmoeting. Het begon te gieten en mijn mede aanwezigen daar scholen onder het afdak van het nabijgelegen kerkhof kantoor en exact op het moment dat ik bloemen neerlei, donderde er één korte bliksemslag boven me……. “Dank mijn zoon”, liet ze me blijken.
Ik keek omhoog en kon enkel glimlachen naar haar daarboven en vervolgde mijn weg met een snik in mijn hart. De opzichter van Sukun – het voormalig oude Europees kerkhof keek me aan en zei, dat het zo goed was. Hij vertelde me niet te treuren omdat ma’s graf er niet meer was. Het gaat er toch om, dat ze in je hart ligt begraven voor altijd en hij vervolgde door te zeggen, dat zijn moeder’s graf er ook niet meer was, daar op het Islamitisch oude kerkhof vlakbij.
Onder: Hier begon ik de eerste sessie strooibloemen en even later begon het te gieten, toen ik bij het linkerkruis was. Achter mij buiten hoorde ik het rumoer van de hoofdstraat van Sukun en voor me hoorde ik de stilte….
Dag mam, tot ziens maar weer, waren mijn gedachten, toen we in de wagen stapten en verder gingen.
Het regende en de ruitenwissers van de auto maakten overuren; links en rechts van me reden de motoren bezadeld door drukke mensjes gewikkeld in regenkleding op weg naar hun onbekende bestemming. Ze hadden haast en ik dacht aan het gezegde: tropentempo. Tropentempo? Niks tropentempo, alles jachtte en jaagde en gunde elkaar geen snelheid; de één moest en zou harder dan de ander….
Aanvulling d.d. 24 sept.2015: LL / Elmi // Ellen Mierop (enkele van mijn kennissen weten heus wel wie ik bedoel), mijn speciale hele lieve vriendin/kennis/bijna een zus(je)/die een sleutel van mijn hart heeft, was daar te Malang en op de plek waar ik nov.2010 een dotje strooibloemen voor mama neerlegde, deed zij het namens mij ook weer op 24 sept.2015. (Foto’s hieronder Copyright Ellen Mierop.)
Ik moet de Indonesische Instantie die het kerkhof onderhoudt een hele grote pluim geven voor het goede onderhoud dat zij plegen aan het kerkhof. Waar ik in 2010 nog op het gras stond (zie de tweede foto hierboven deze foto’s van LL) heeft men nu het loopgedeelte bestraat. Vergelijk ook maar het blauwe/witte stoeprandje. In 2010 was het hoger. Het geasfalteerde looppad is nu ook bestraat. MIjn complimenten voor de gemeente Malang. Nogmaals mijn grote dank voor LL, ook namens Ma. Ik zit wel ’s te dromen als ik even geen inspiratie heb en stel me dan zo voor, dat Ma me belt: “Zit je weer te dromen jongen? (Conform de reclame van die Pizza op de TV). Ben je nu niet blij, dat de straat beklinkerd is? Hoef ik in de regentijd tenminste niet door de blubber te lopen. Geef die vriendin van je maar een extra grote kus van me, omdat ze zo lief was om je een foto te sturen.” … En ik antwoord dan slechts: “Zal ik doen Ma, ik mis je, alhoewel ik je niet gekend heb. Doe papa de groeten, mocht je hem toevallig daar ergens tegenkomen, want zijn rustplaats vlakbij is voorgoed weg.”
Tja, vanaf 21 maart 1946 is dit stuk grond haar domein, samen met haar mede-rustenden. Zij werd – gelegen op een baar – gedragen door ( ja, door wie??) hier naar toe gebracht en zij kwam uit de straat Jl. Argopuro, een onderdeel van het kamp Bergen te Malang. Zou mijn zus mij gedragen hebben tijdens ma’s laatste wandelgang door Malang richting kerkhof? Of zou men mij onder de hoede hebben gelaten van mede kampbewoners, omdat ik te klein was…… Vervloekt zijn zij (en mogen zij voor eeuwig in de hel wegteren of wegrotten), die de veroorzakers zijn van ellende en oorlog en misere bij hun medemens.
(Foto Copyright Ellen Mierop). De Jalan Argopuro waar ma haar laatste wandelgang maakte. Vreemd gevoel binnen in me om een straat te zien, waar op 21 maart 1946 mensen liepen met een draagbaar waar mama op rustte. Zou haar ziel daar nog wel eens ronddolen? Zouden omstanders in die roerige tijden met vijandige blikken de stoet bekeken hebben? Of zou men piëteit getoond hebben?…. 21 maart 1946 en het is nu – dat ik dit hier neerschrijf – 24 sept 2015…. Bijna 70 jaar geleden alweer…. Hele mooie foto, geen kip noch mens op straat, alsof LL het aanvoelde om exact op dat moment de foto te maken.
Einde aanvulling d.d. 24 sept 2015.
Mijn vader is geboren te Martapura op 15 oktober 1889, als zoon van resident Julius Boers en moeder Cornelia Helena Geertruida Kroesen. Uit dit huwelijk had mijn vader 6 broers en zusters en uit het huwelijk van zijn vader Julius met Laura Eleonora Annette Kroesen (een oudere zus van zijn tweede vrouw die jong stierf) waren er nog 2 halfbroers en -zus. In 1898 werd mijn grootvader Julius als oud Resident op de leeftijd van 51 jaren gepensioneerd en keerde het gezin terug naar Nederland, alwaar mijn vader zijn studie vervolmaakte en in 1911 voorgoed terugkeerde naar Indonesia om aldaar ook te sterven op 3 februari 1944 in het kamp Purwo Asri….. Mijn pa, ik heb hem nooit gekend en hij mij ook niet. Ik ken het gevoel derhalve niet, wat een zoon voelt voor zijn vader en op één of andere manier mis ik dat onbekende gevoel. Mijn hele leven al, shit shit en nog eens shit.
De jongste zoon van mijn opa uit zijn eerste huwelijk met Laura had slechts 3 maanden na de geboorte nog geleefd als halve wees, want een week na zijn geboorte stierf Laura zijn moeder. Ik schijn naar hem vernoemd te zijn. Een kleine advertentie in een historische krant vermeldt over de dood van de zoon en zijn moeder. Het kind zal in een apart graf begraven moeten zijn, want het familiegraf vermeldt niet zijn naam. Jong gestorven als een oom van me…en waar u ook bent: Rust in vrede….
Mijn om Henri Constant (Aanvulling 9 mei 2013: Zie ook helemaal onderaan deze pagina voor nadere details inzake zijn terugkomst in Nederland na afloop van de oorlog !!!) volgde mijn vader ook naar Nederland om samen de cultuur in te gaan. Oom Henri werd ook slachtoffer in een burgerkamp Cimahi 4, doch hij overleefde het en kwam in 1946 gebroken terug in Nederland. De famile overlevering zegt, dat oom Henri de ellende van de oorlog niet te boven is gekomen en sinds het kamp is hij nooit meer gezond geweest; hij overleed in 1948 na een langdurig lijden. (Volgens zijn overlijdens advertentie.)
Volgens de persoonskaart van Heemstede heeft mijn oom Henri na terugkomst in Nederland vanaf 1946 circa 2 jaren gewoond in dat landgoed te Velsen Santpoort. Naar aanleiding van het stukje uit de website van Duin-Kruidberg is mij duidelijk geworden, waarom een half jaar voor zijn dood te Heemstede mijn oom Henri eind 1947 vertrok van het landgoed, want het werd in 1948 een hotel. Waarschijnlijk heeft mijn oom Henri Heemstede als domicilie gekozen, omdat zijn broer Willem Egbert met zijn gezin daar vlakbij woonde. Zijn halfzuster Juliana Annette (vrijgezellin en druk bezig als buitenlands correspondente) woonde in Neede en had waarschijnlijk geen plaats of tijd voor oom Henri? Ik weet het niet en kan het niet meer navragen.
Oom Henri zal hoogstwaarschijnlijk niet in een opvangpension of iets dergelijks terecht gekomen zijn, omdat hij vrijgezel was en derhalve makkelijker een kamer gevonden kon worden voor hem als gerepatriëerde uit voormalig Indië.
Uit de website: http://www.duin-kruidberg.nl/NL/historie/
Officiële hotelfunctie sinds 1948
Na het overlijden van Jacob Theodoor Cremer in augustus 1923 werd het landhuis tot 1940 bewoond door zijn zoon Herbert. Tijdens de oorlogsjaren en daarna heeft Landgoed Duin & Kruidberg diverse ‘functies’ bekleed. Het fungeerde onder andere als Rooms Katholieke kerk en pastorie van Driehuis, werd het gebruikt als huisvesting voor Duitse officieren, gevorderd door Canadese strijdkrachten, genoten Rode Kruis verpleegsters er hun opleiding en diende het als opvangcentrum voor repatrianten uit Nederlands-Indië. In 1948 kreeg het landhuis voor het eerst een officiële hotelfunctie want Cremer’s zoon Herbert en later zijn kleinzoon Theo verpachtten het aan een hotelhouder. In 1961 verkochten de erven Cremer het landgoed aan de Nederlandsche Handel Maatschappij (latere ABN AMRO Bank nv). Deze richtte het in als vakantieoord voor haar medewerkers en nog later werd het een 4* hotel en is nog steeds in eigendom van de ABN AMRO bank.
De overige broers en zussen zijn allen in Nederland gebleven of naar andere oorden vertrokken. (Duitsland, Wales en Australie)…. Mijn oom Henri, ik heb hem nooit gekend en hij mij ook niet en over hem is mij ook niet veel verhaald. Ik weet slechts dat beide broers veel met elkaar optrokken: in hun studietijd alsmede tijdens hun carriere. Oom Henri scheen ook vaak bij mijn ouders thuis gewoond te hebben, als ie weer ’s genoeg had van een bepaald oord waar ie moest werken. Hij is nooit getrouwd geweest en bij mijn weten had hij – volgens verhalen – een losvaste relatie met een Indische/Molukse schone. Oom Henri stierf in Heemstede en werd in Den Haag begraven en aanwezig waren slechts zijn oudste halfzuster Juliana Anette en zijn oudere broer Willem Egbert.
Ik begrijp mezelf ook niet, waarom ik voor oom Henri ook zo’n belangstelling heb om te weten wie hij als mens was. Ik heb dat gevoel in sterke mate minder ten opzichte van de andere broers en zusters van mijn pa…. maar oom Henri? Ook zo’n raar onbestendig gevoel, de drang om iets te vinden over hem… Zou het komen omdat mijn pa en zijn broer altijd veel met elkaar opgetrokken hadden? Zou het komen omdat die 2 broers een sterke band met elkaar hadden en zij beiden het op mij hebben overgedragen?
Mijn moeder is geboren op 3 maart 1902 te Pasuruan als dochter van Gerrit Willem ten Cate en Louisse Albertine Meijer. Zij was één der 8 kinderen totaal die opa en oma hadden. Zij overleed in het kamp Bergen te Malang op 21 maart 1946 en ligt te Sukun Malang begraven.
Mijn moeder werd de tweede vrouw van mijn vader, aangezien zijn eerste vrouw Victorina Roggen op jeugdige leeftijd (33) overleed, mijn vader nalatende en hun kinderen Cor, Julia en Petronella (mijn halfbroer en halfzussen)….
Mij ma, zij heeft mij wel gekend en ik haar misschien ook, maar ik herinner me er niets van en toch….mis ik haar…..Net als dit ingesloten lied van Boudewijn de Groot zegt: mijn moeder, ik mis haar zo…. ik weet er weinig van…..In mijn geval is het: ik weet zo weinig van haar…..
Mijn ma was – volgens de verhalen – ook altijd zo anders als haar broers en zusters. Mijn ma kon bizonder goed met mijn pleegma (haar zusje Odilia Nancy ten Cate) opschieten. Recentelijk werd mij een sporadische mededeling gedaan door mijn oudste zus Julia: Je moeder was altijd stil en het leek wel alsof ze een ziekte onder de leden had…. Ik vroeg: Vertel verder. Hoe bedoel je? Wat voor ziekte?….. Het antwoord bleef uit en ik aanvaard het maar die zwijgende stilte….Sinds eeuwen lang, die zwijgende stilte en het zal nog eeuwenlang duren…. Zou haar dood in het kamp misschien het gevolg zijn van die ziekte onder haar leden?
Foto onder: Mijn moeder als jong meisje samen met 2 van haar broertjes in de tuin bij mijn opa en oma te Pasuruan Oost Java.
Het zal ongeveer in de jaren 1920 en nog wat zijn. Wat een zalige rommeltuin. Allerlei plantenzooi, één of andere bambu stellage en de hemel mag weten wat er nog meer voor rotzooi stond maar niet te zien is op de foto. Kippen? Zo’n typische Indonesische tuin: Gheef neks, as maar gheef heluid tog? Pleur het maar ergens neer, het groeit en bloeit toch wel in die zegenrijke Indonesische vruchtbare grond.
Één van de twee broertjes op de foto is jong gestorven en de ander? De andere heeft carriere (installatie beheerder) gemaakt bij de toen nog geheten BPM en maakte Tarakan mee toen de Jappen binnen vielen en dat is een bekend gebeuren. Ik ga er hier niet verder over uitwijden. (Volgens overleveringen van familie is deze oom van mij daar dus letterlijk een kopje kleiner gemaakt. Echter: Bij de OGS staat hij geregistreerd als slachtoffer in het beruchte Ngawi krijgsgevangenkamp. Ik weet het allemaal niet meer, want zowel historische alsmede familie overleveringen kunnen soms danig bezijdens de waarheid zijn. Ik heb daar meerdere voorbeelden van meegemaakt.)
Ik herinner me de foto standaard bij opa en oma thuis: op die standaard stond een ingelijste foto van wel een meter hoog ongeveer. Het was een portret van oom Jus zoals opa en oma het altijd zeiden. Marius Aurelius ten Cate: 30 juni 1906 en overleden 30 juli 1945 volgens de historische gegevens…. 39 jaren en 1 maand oud en ook slachtoffer van een verdomde pokkeoorlog…. zo vlak voor het einde van die oorlog en net niet gehaald. Ik moet dan denken aan mijn ma: zo vlak na de oorlog en ook niet verder mogen gaan in het leven…. broer en zus, vlak na elkaar…. welk verdriet zouden opa en oma toch wel niet gehad hebben…..Welk een verdriet toch…..
Die tuin was de achteruin van het ouderlijk huis gelegen aan de Boegoel-Lor nummer 21 te Pasoeroean. Het was een heel groot huis met voor-, zij- en achtertuin.
Oom Jus als jongetje op de foto hierboven en oom Jus als slachtoffer van een oorlog, die hij niet wenste maar toch zijn deel ervan kreeg. Moge hij rusten in eeuwige vrede in de tropenzon onder welke stralen hij werd geboren en ook stierf. De wegen van de Allerhoogste zijn ondoorgrondelijk en 67 jaren later zijn Zijn Beslissingen nog heel moeilijk te begrijpen voor mij, maar ik ben Zijn onderdaan en gehoorzaam.
“Mijn Heer, vergeef mij mijn twijfels, maar ik ben slechts een nietig mens met menselijke gebreken, want waarom worden Uw onschuldige kinderen dan gedood?”
Foto OGS.nl
Foto onder: Het geboortehuis van mijn vader (de Residentswoning) , alwaar mijn grootvader Julius destijds nog als Ass.resident fungeerde te Martapura Borneo.(In de buurt van Banjarmasin). Wat een vrijheid hadden mijn pa en zijn broers daar niet gehad? Oom Henri was een ietsje ouder en die zal hem wel op sleeptouw genomen hebben en mijn oma maar zoeken roepen en de boys waren natuurlijk overal en nergens te vinden. En mijn opa zat op zijn werk en zag en hoorde niets en dacht: Je gaat je gang maar, als je mij maar niet voor mijn voeten loopt.
Ik vraag me wel eens af, of mijn pa en oom Henri later ooit nog wel eens terug zijn gegaan naar Zuid Oost Borneo om hun jeugdherinneringen op te halen, toen zij later als volwassenen hun werk deden op Java -net als dat ik veelvuldig terug ben gegaan naar Java – om mijn sporen terug te vinden en ze ook heb gevonden.
(Collectie tropenmuseum)
Foto onder: Collectie Tropenmuseum. Het gezin van (destijds) controleur de Haart. In eerste instantie zou men denken, dat het hetzelfde huis betreft. Maar kijk goed naar details (pilaren bijvoorbeeld bij de trap en voor het terras hekwerk en de zijkanten- bijgebouwen van het terras. En de beplanting van struiken en bomen.)
De Palmenlaan achter het Residentiehuis te Banjarmasin. KITLV collectie. Ik vraag me wel ’s af hoe vaak mijn pa en zijn broer Henri op deze weg gelopen hebben, stenen gooiend zoals jongens wel ’s doen of met een stok langs de latten van een hek rammelen of tegen een boomstam schoppen….
Na de dood van mijn grootmoeder Cornelia op 3 okt 1904, vertrokken mijn vader en oom Henri (wanneer precies weet ik niet; het zal wel ongeveer na beëindiging van hun HBS tijd zijn geweest omdat zij hun vervolgstudie te Wageningen deden) naar Arnhem naar hun tante Jkvr. Nahuys (zie ook haar relaas op de pagina KNIL Pensioen) die gehuwd was met J.A. Kroesen, een broer van mijn grootmoeder Cornelia en derhalve zoon van Tiemen Cornelis Johannes Kroesen en Anna Johannes.
Hun oom J.A. was echter nog in functie in Indië als bestuursambtenaar o.a. te Palembang, andere delen van Sumatra, Pareh Pareh en o.a. Nieuw Guinea. Deze oudoom ging in 1911 met pensioen en keerde terug naar Nederland, terwijl mijn vader en zijn broer Henri net hun studie vervolmaakt hadden en terug gingen naar Indië om daar hun carriere te vervolgen in de cultuur.
Deze oudoom is begraven op het kerkhof Moscova te Arnhem en een marmeren grafplaat bedekt zijn graf. Het zag er op de recentelijke foto schoon en verzorgd uit, hetgeen impliceert, dat er iemand nog bestaat die voor het graf zorgt…. ik zou het niet weten wie dat zou kunnen zijn….
Foto onder: Het huis te Arnhem waar mijn vader en zijn broer Henri “in de kost” verbleven bij hun tante mevr. Kroesen geboren Nahuys in de van Lawick van Pabststr te Arnhem tot medio 1911. Hun oom zat nog in Indië zijn werk te doen als Ass.Res. van Nieuw Guinea. (Foto via Google View.)
Foto onder: Het pand waar mijn opa Julius Boers met zijn gezin in trok na hun aankomst terug uit Indie te Den Haag in mei 1899.
Het gezin verbleef hier, totdat oma Cornelia na een zwaar ziekbed stierf en de kinderen het huis uittrokken. Opa verhuisde naar de Ant. Duijckstraat met Lina en Kliwon, want dit huis aan de Laan van Meerdervoort 297 werd te groot. Foto met dank aan LL Mierop, die een opname maakte van het pand. In gedachten zie ik mijn opa daar staan in de erker balkon uitbouw neerkijkend op de straat en zijn tropentijden overdenkend, als diezelfde straat besneeuwd of beijzeld zich in een trieste grauwheid hult.
Of mijn vader en zijn broer en zusje op de bovenetage aan het spelen zijn…. en zich afvragend waar in hemelsnaam die zon toch naar toe is verdwenen en dat daar misschien hun ideeën zijn geboren om terug te keren naar het land waar zij geboren waren en het ook later uitgevoerd hebben…..
“Apa kabar Pak? We’re back!!!” riepen zij luidkeels jaren later, toen zij weer voet aan land zetten in Indonesia na hun studie in Nederland en zij herinnerden zich terstond, dat hun trouwe Pak Kliwon achter was gelaten in het koude kil aandoende Nederland ergens op een begraafplaats van Den Haag………..waar ’s nachts omwonenden de rillingen over de rug liepen, want Pak Kliwon was een tropenjongen en zijn botten waren niet gewend aan de Nederlandse koude grond en bibberden er flink op los…..De omgekeerde wereld: een tropenjongen die met zijn “baas” meegaat naar het koude Nederland en aldaar sterft en naamloos begraven wordt……
Foto onder: Mijn vader in zijn zondagse kloffie, toen alles in Indië pais en vree was, maar dan natuurlijk slechts voor de bevoorrechten. Want niet alles en niet voor iedereen natuurlijk was het pais en vree.
Ik heb deze foto pas heel laat in mijn leven gekregen…. vreemd: toen ik jong was en het bestaan van deze foto nog niet kende, liep ik zomaar in een opwelling ook met zo’n soort pet op mijn hoofd. Dat ding was bruin oranje geruit. Vreemd, als je er later ’s over die tijd terug gaat denken. En zo hebben er meerdere gebeurtenissen in mijn leven plaats gevonden, waar ik destijds niet bij stil stond en later tot de ontdekking kwam dat het als een soort déja-vu fungeerde, althans dat de voorouders het op mij terug reflecteerden wat zij gedaan hadden. Vreemd……. vreemd… Zouden wetenschappers een dergelijk gebeuren classificeren onder de noemer: Het zij de genen van je voorouders? Of is het simpelweg: Men waakt over je.
Mijn pa had zo te zien een sigaret in zijn hand. Op de foto is nog net een glimp van zijn polshorloge te zien. Ik vraag me soms af, of dit het polshorloge is dat ik ooit als kleine jongen van hem had geërfd. Het had eveneens een witte wijzerplaat. Mocht het zo geweest zijn, dan is het maar wonderbaarlijk, dat je als kleine jochie iets vasthoudt, ooit ook vastgehouden en gedragen is door iemand die je natuurlijke vader is en beiden (vader alsmede zoon) elkaar nooit gezien hebben. Het horloge van pa…. en op een dag was het er niet meer…. rombengan (lommerd), want er was geld nodig om te eten. Maar in gedachten bezit ik het nog steeds.
Reclame van thee geproduceerd op Swaroe Boeloerotto op een tentoonstelling. Zou mijn vader daar op die stand gestaan hebben en a.s. klanten/handelaren te woord hebben gestaan? Zou hij vriendelijk en geduldig tegen hen geweest zijn? Of zou hij simpelweg gezegd hebben: “Wil je proeven? Ja? En hoe smaakt het? Goede smaak? Nou ok dan maar, hoeveel kilo mag ik noteren voor jullie?”
“Oh jullie willen er eerst over denken? Mag best hoor, maar verdoe dan niet mijn tijd en nu opzouten alsjeblieft…. Volgende..”
Foto´s onder: Collectie Tropenmuseum –
Receptie wegens opening van een nieuwe fabriek Swaroe Boeloeroto in 1926. Mijn vader is er pas in 1931 bijgekomen. Wie het gezelschap is, is mij helaas onbekend. Ooit heeft mijn pa op dat stukje aarde zijn voetzolen gedrukt……
Huwelijk van de heer Andries Watrin en Mary Simon , administrateur Swaru Buluroto en getuige bij het huwelijk van mijn vader en moeder.
Op de achtergrond “Moeder” …… van Boudewijn de Groot.
“Ik heb nog een paar foto’s uit Indië waarop ze staat;
Als verstilde danseres in een lang en wit gewaad”
Foto onder: Een pagina van het kerkhof Sukun Malang Register met de bijna blanko pagina over de periode begin maart / eind maart 1946.
Mijn ma – net als die vele anderen destijds daar gestorven – staat er niet bij. Zelfs een vermelding in het register was die overledenen incluis mijn ma niet gegund. Gode zij dank, dat ik nog foto’s van haar graf uit 1959 heb. Zij kan dus in perceel 6025 tot en met 6030 te boek gestaan hebben. Maar…. ik heb mijn ma “vereeuwigd”, want ik heb een aanvullend blaadje gedeponeerd in het boek met haar sterfdatum.
Voor eventuele belangstellenden, hieronder een lijst van de namen die wel op die pagina staan. Zouden zij ook in kampen gestorven zijn?
-
6031: Alida Makatita………………………23 jaren oud………..+ 28-3-1946
-
6033: Helene Gerdingh van Schepdael…?? jaren oud………..+ 04-4-1946
-
6035: Ch. Poelwijk…………………………67 jaren oud………..+ 07-4-1946 Geslacht ??
-
6036: Rolf Salamena………………………Levenloos geboren…+ 12-4-1946
Het eigenaardige van deze bovenstaande lijst is, dat er bij de naam Helene G.v.S als notitie staat “pr”= prempuan(vrouw), terwijl bij Alida Makatita de aantekening staat “L” = laki (man). Duidelijk een bewijs, dat de administratie destijds nogal rommelig gevoerd werd in die Bersiaptijden.
De naam Gerdingh van Schepdael werd ook foutief geschreven als Gerdingk (met een k)
Op de rechterkant staan nog 2 namen op een blad, dat schijnbaar bij deze pagina hoort.
Daar staan slechts deze namen op en verder geen datum of iets dergelijks.
-
J. Tomasouw, Jalan Tarakan no. 8, Jakarta.
-
Nj (Nyonya) Kalalo, Gatotan no. 20, Surabaya.
(In Spanje heb ik een kennis wonen genaamd Asti Tomasouw en zij is afkomstig van de Kampung waar Portugese afstammelingen wonen: Kampung Tugu in Jakarta.
Ma’s rustplaats op Sukun is er al heel lang niet meer. Maar haar naam is digitaal vereeuwigd en als ik er ook eens niet meer zal zijn, dan zal haar nagedachtenis toch altijd wel aanwezig blijven op die digitale snelweg, ook al zal deze site ooit misschien ook niet meer bestaan. Het internet laat altijd wel sporen na via botmachines en mijn ma zal dan zo voort blijven leven.
Mam, weinige moeders kunnen daar prat op gaan. Is toch jouw beloning voor de aan jou aangedane ellende in je aardse leven. Ik heb je nooit gekend, maar ik hou destemeer van jou en pap.
De foto boven werd genomen, toen mijn zus Miep afscheid nam in november 1959, want zij vertrok naar Nederland en groet onze moeder. Mijn zus is na aankomst in Nederland nooit meer teruggekeerd, daar waar ik talloze keren nog het vliegtuig in ben gestapt richting tropenzon om een groet te brengen en te kijken naar waar haar liefde voor mijn vader en onze geboortes begon.
Mijn zus Miep sloot haar verleden af voorgoed en één der weinige spaarzame informatie die ze me gaf was op haar a.s. sterfbed: Schuin in de straat aan de overkant van ons huis in Blitar was een apotheek….
Een paar simpele rode bakstenen op de kopse kant in de grond gepoot en dat was ma’s omheining. Niemand had in die tijden geld en het was voor een ieder simpelweg overleven en daarom was er ook geen geld om een nette tombe te laten bouwen.
1946 Was immers het jaar van de hongersnood, zo vlak na het beëindigen van die verdomde oorlog.
Ik vraag me af, wie en hoe de kosten van de begrafenis geregeld hadden en waren. Was het gedaan door de officiële kampleiding? Of hadden de kampbewoners en familieleden bij elkaar gelapt? Of had oma een deel van de familie juwelen verkocht om de begrafenis te regelen? (Of misschien via oma’s familieleden daar ergens in een veiliger oord op een naburig eiland?) Zouden mijn zus en ik links of rechts van het graf gestaan tijdens de begrafenis? Of zou mijn zus mij gedragen hebben? Wie waren er allemaal bij tijdens de begrafenis? De famile? Afgevaardigde van de kampleiding van het republikeinse kamp /Goentoer/De Wijk/Bergen? Waren mijn opa en oma erbij? Zij zaten niet in een kamp immers: opa deed de administratie van een vrouwenkamp en opa en oma bleven gewoon in hun grote huis. Zouden zij mijn ma hun afscheid gebracht hebben? …..
Vragen, vragen en nog eens vragen, die door de levenden destijds mij nooit zijn verhaald. Waarom niet? Ik weet het niet en zal het hier op aarde nooit te weten komen. Misschien ooit later, als ik sta voor de Almachtige en herenigd mag worden? Prevaleerden op die specifieke momenten dan hun eigen belangen door te zwijgen?
Gewapende begeleiding omdat het rumoerige tijden waren en voornamelijk in dat deel van Oost Java?
Voor iets meer duidelijkheid over de kampen, verwijs ik naar de volgende link (Javapost van Bert Immerzeel) waarin het artikel “Het rode kruis kent de waarheid” geplaatst is.
Ik zeg expliciet: “iets méér duidelijkheid”… Ik zeg niet: “duidelijkheid of duidelijke waarheid”, want dat is het niet. De duidelijkheid of duidelijke waarheid staat nergens juist en correct in welk historisch stuk dan ook ge- of beschreven, durf ik te beweren. Dat weten enkel de slachtoffers zelf en die zijn niet meer…. Mijn ma was één der slachtoffers en ikzelf eveneens – geboren in een ander kamp Kawarasan en een deel van mijn babyjeugd doorgebracht in kamp Bergen Malang – heb wegens de “voeding” een levenslange fysieke (darm)kwaal overgehouden, zoals vastgesteld tijdens diverse ziekenhuis onderzoeken door gespecialiseerden. “Chronische darmontstekingen ontstaan wegens gebrek aan bouwstenen voor het menselijk lichaam, tijdens de groeiperiode in de jeugd” heet zoiets en het advies luidde telkens: Je moet ermee leren leven, hetgeen ik dan ook gedwongen moest doen.
Mijn herinneringen over de “voeding” zijn gebaseerd op mij summier medegedeelde fragmenten van medeslachtoffers van de genoemde kampen en van diegene (mijn zus Miep) die mij erdoorheen gesleept heeft al die kampjaren, die haar eigen rantsoen met mij deelde ook nog; ze zijn ook gebaseerd op de lijfjuwelen van ma, die verkocht werden om aan voedsel en medicijn te komen en waar ik het lege doosje als kostbare herinnering heb staan bij het portret van mijn moeder.
Slechts één ring is er gebleven die mijn zus had bewaard tot haar dood aan toe en na de dood van mijn zus heb ik de ring opgeëist uit de nalatenschap, alvorens dat ding ergens in een sieradendoos verdween van onrechtmatigen. Mijn dochter is nu de hoedster van ma’s ring.
Voeding en medicijn? Welke, wat, hoeveel, van wie, voor wie? Deelde men? Of verborg men angstvallig het weinige wat men kon krijgen?
Vraag het mijn moeder en andere slachtoffers en of het één slachtoffer is of duizenden, elk slachtoffer is er één te veel, zo simpel ligt de zaak.
En met mij zijn er ook anderen.
Een speciaal hoekje voor mijn moeder, die mij heeft gebaard en slechts heel kort in haar armen heeft gehouden, maar nooit van mijn zijde is geweken en er altijd was en altijd zal zijn:
Beatrix ten Cate, geboren op 3 maart 1902 te Pasuruan Oost Java en gestorven te Malang Kamp Bergen op 21 maart 1946 en begraven te Sukun Kerkhof Malang.
Zij huwde Theodoor Marie Cornelis Boers mijn vader op 18 mei 1931 en kreeg met hem 2 kinderen: mijn zus Miep en ondergetekende, een nakomertje verwekt in tijden van een woedende oorlog omdat zij angstig bij elkaar hun troost zochten en afscheid namen.
Haar huwelijk werd ontbonden door de dood van mijn vader op 3 februari 1944 in het kamp Purwoasri, een ex suikeronderneming te Oost Java en hij werd in 1949 herbegraven op het Europees kerkhof van Kediri Oost Java.
Tussen hun beider rustplaatsen liggen slechts enkele Oost Javaanse bergtoppen en beiden zetelen soms op die toppen gelijk goden doen; zij kijken naar elkaar en reiken elkaar over de dalen heen hun hand toe en zien glimlachend dat daar aan de einder ver weg richting Nederland, alles naar wens reilt en zeilt.
Hun beider portretten hangen naast elkaar aan de muur en zijn met elkaar verbonden met een rijstaar jaren geleden ontsproten uit een padiplantje dat groeide en bloeide in Oost Javaanse aarde in mijn Hollandse vensterbank en de zaadjes van dit rijstplantje kwamen eveneens van een sawa uit Oost Java’s oorsprongsland en………… mijn ouders: zij kijken naar mij en ik kijk naar hen.
En soms, reist mijn pa weg uit Oost Java en bezoekt de Preanger in West Java, waar hij zijn eerste huwelijk had met de moeder van mijn zussen Julia, Nel en broer Cor, zijnde Victorina Roggen, ook al jong gestorven en deelt met haar een stuk van zijn eeuwige tijd en troost haar wegens het sneuvelen van hun zoon Cor.
H. Goes – zie ook de pagina Een Dankwoord – spendeerde een dag van zijn vakantie (augustus 2005 en in 2007) aan het zoeken naar meer gegevens over het graf van mijn moeder te Sukun Malang, waar ik hem altijd dankbaar voor zal zijn.
Hij maakte o.a. de hiernavolgende geplaatste foto’s en het eigendom en copyright berust ten volle bij H. Goes.
Ik plaats er geen kommentaar bij; de foto’s spreken voor zichzelf.
Foto’s onder dateren van 2007.
Aanvullingen d.d. 15 dec 2012: Recentelijk verkregen informatie van RedCRoss.nl met betrekking tot mijn oom Henri, mijn moeder, mijn zus Marie en ikzelf. Mijn dank aan het RedCross is groot. (t.a.v. Drs. Michiel Schwartzenberg)
Omstreeks februari 1944 viel Ned. Indië niet meer onder het civiele bestuur van Japan maar werd onder militair gezag geplaatst. Alle gedetineerden werden opnieuw geregistreerd maar nu als militair krijgsgevangene.
Hoe ironisch (of hoe je het ook wilt noemen) kan het lot zijn.
Mijn vader Theodoor stierf op 3 februari, mijn opa Julius stierf op 13 februari en mijn oom Henri stierf op 23 februari.
1) Mijn oom Henri werd op 29 febr 1944 (schrikkeljaar) opnieuw als krijgsgevangene ingeschreven in kamp Cimahi 4. Mijn vader Theodoor stierf reeds op 3 febr 1944 in het omgebouwde kamp Purwo Asri Oost Java welke nog onder civiel Japans bestuur resulteerde.
2) Oom Henri werd uit Cimahi bevrijd en vertrok op 25 febr 1946 per m.s. Oranje van Batavia naar Southampton UK, arriveerde daar op 16 maart 1946 en werd daar vandaan verder naar Amsterdam vervoerd, alwaar hij voorlopig geplaatst werd op het adres Krevelpark nr 232 te Haarlem en ging van daar door naar het landgoed Duin en Kruidberg, dat als opvangcentrum voor inwoners van Ned. Overzeesche Gebiedsdelen gedurende 2 jaren was ingericht. Van dit adres vertrok mijn oom naar de Vondelweg te Heemstede en stierf aldaar niet lang na de verhuizing.
3) Conform een lijst van 11 maart 1946 waren mijn moeder, mijn zus Marie en ik aanwezig in het kamp Bergen te Malang, gelegen aan de Argapoera weg nummer 6 te Malang. Mijn zus “vierde” aldaar haar 14de verjaardag op 17 maart en 4 dagen na de verjaardag stierf mijn moeder in het kamp Bergen op 21 maart 1946. Wanneer wij in het kamp Bergen arriveerden is helaas niet meer te achterhalen.
Zie afbeelding onder van kamp Bergen te Malang.(Argapoeraweg gelegen tussen blok 2 en 3 op de foto onder). Het is einde jaar 2012, wanneer ik dit schrijf en sinds een paar weken pas wetend, dat we op de Argapoeraweg no. 6 zaten in dat kamp Bergen. Hoe ironisch kan het leven / lot zijn.
In dec 2010 exact 2 jaren geleden stond ik daar op dat stukje plein dat op de afbeelding onder aangeduid met de letter K(erk) en dat ik slechts tientallen meters verwijderd was van dat kamphuis, waarin mij ma gestorven was. En nu anno eind 2012/begin 2013 weet ik het pas, maar ben ik wel een slordige 12000 km ver weg ervandaan. En dat is slikken voor me. Destijds in dec 2010 stopte ik daar om de weg te vragen, niet wetende dat mijn ma me riep van die plek en ik hoorde haar niet en reed weer weg….. net als toen in dec 1960 ik weg reed van haar graf en nu in dec 2010 wegreed van haar sterfplaats…. ik wist het niet mam, vergeef het me. (Om de vraagtekens bij eventuele lezers-eressen van dit stukje te beantwoorden: Ik ben niet meer in staat om ver te reizen dankzij een onwelwillende houding van mijn lijf en leden.)… Maar wat niet is kan komen toch?en. En inderdaad, dank zij…lees verder onder de kaart de aanvulling
Aanvulling d.d. 8 mei 2014 met foto’s van de Jalan Argopuro en omgeving, welke ik gekregen heb MET DANK van en aan Peter Storm van Leeuwen. Het Copyright berust derhalve ook bij Peter Storm van Leeuwen. U gelieve daar rekening mee te houden. Raadpleeg ook de kaart hierboven om enigszins te kunnen bepalen waar de scenes zijn gelokaliseerd op de kaart.
Jalan Argopuro nummer 6 te Malang. Het rechtergedeelte is aangebouwd en was vroeger tuin. Het dak is vernieuwd. Vergelijk één en ander met de huizen rechts. Het huis is tegenwoordig een kantoor van de OLH Christus Kerk. Ik schreef Peter: Zou men zich daar bewust van zijn, dat dit huis een onderdeel was geweest van het republikeins kamp Bergenbuurt en dat in dat huis tenminste één persoon gestorven was … van ellende en verdriet … en dat vanuit dat huis een paar mensen richting kerkhof Sukun zijn gelopen om ma te begraven…. Vreemd om te weten, dat ik als ukkepuk – nergens van bewust – daar op dat stuk grond heb gelopen of minimaal in de armen van mijn zus werd gedragen… en dat elke aanwezige (wie het dan ook geweest moge zijn) met een snik in de keel, de baar droeg? Of misschien was de baar wel op een gerobak geladen? Of een hand-cikar? God only knows. Mijn zus sprak er nooit over. Misschien stonden een paar nieuwsgierigen meewarig te kijken of hielpen ze een handje? Of een paar lokale kwaaddenkenden die vergenoegdzaam dachten: Zo, weer eentje minder? Per slot van rekening waren het hele roerige tijden, waarin een mensenleven geen bal waard was toch?
De Jalan Argopuro met zicht op de Jalan Merapi.
De nabij gesitueerde straat Jalan Lawu.
Peter! Met dank. !
4) Mijn zus Marie en ik vertrokken op 9 juli 1946 naar het Protestants Weeshuis te Semarang en op 14 juli 1946 werden wij weer op transport gesteld naar het op voorlaatste kamp adres te Surabaya Darmo Reiniersboulevard. Dit kamp en het laatste kamp te Surabaya bevolkten wij tot en met ’s morgens 5 december 1948. Mijn zus was toen 16,5 jaar oud en ik was net 5 jaar geworden. ’s Middags op 5 december vertrokken wij naar de Jalan Kacapiring nummer 11 te Surabaya. Sinterklaas bracht ons en de Pak Becak speelde als Zwarte Piet toch.
Hieronder een foto van de kampkaart van mijn oom Henri, zoals destijds geregistreerd als krijgsgevangene in kamp Cimahi 4.
Door een belanghebbende “notulist” is abusievelijk een foutieve datum vermeld op de kaart. Er staat, dat hij in febr 1945 met de Oranje vertrok naar Southhampton UK, hetgeen natuurlijk niet juist is. De voornaam van mijn opa is ook niet juist geschreven en dient gelezen te worden als Julius, evenals de tweede voornaam van mijn oom, welke gelezen dient te worden als Constant en evenzo dient de naam van mijn grootmoeder gelezen te worden als Cornelia Helena Geertruida Kroesen.
Aanvulling 01 aug 2015: Van mijn neef W.P. Boers verkreeg ik afbeeldingen van het bestek dat mijn oom Henri gebruikte tijdens zijn internering in het Ursulinenkamp en het kamp alvorens hij werd gedirigeerd naar Baros Cimahi. Ik moet eerlijk toegeven, dat er iets behoorlijks emotioneels door me heen ging, toen ik de afbeeldingen zag: Jaren van kampellende, zuinig bewaard al die jaren, meegenomen naar Nederland in zijn schamele bezittingen en na zijn dood door de familie bewaard. Het bestek was gewikkeld in een oude krant uit november 1942 en op de krant waren aantekeningen geplaatst met potlood. Ik hoop deze bij leven en welzijn te mogen ontcijferen en daarmede een stukje verhaal uit een interneringskamp te kunnen schrijven EN het de wereld kundig te maken, opdat nooit meer zoiets plaats zal vinden. En alsjeblieft, alsjeblieft, respecteer deze foto’s want zijn bewijzen van oorlogsellende door iemand ooit ondergaan.
Aanvullende gegevens 9 mei 2013 verkregen van mijn achterneef W.P. Boers uit de familiestukken.
De identiteitskaart en de distributiekaart inzake uitkering levensonderhoud 6 maanden en verstrekte kleding van mijn oom Henri. Tevens een krantenartikel (uit www.kb.nl) inzake de wet/regelgeving gerepatrieerden 1946.
Hieronder: Het krantenartikel.
Hieronder: de Identiteitskaart. Het moet destijds administratief toch wel een warboel geweest zijn, want op zijn identiteitskaart (n.b. te vergelijken met een paspoort) werd aangetekend dat oom Henri een fles jenever werd verstrekt op 14 augustus 1946.(zie de tweede afbeelding bovenaan.) Er staat ook dat hij dan opgenomen is in de gemeente. Welke gemeente???
Het vakje 5 vermeldt het stempel 004. Wat zou dit betekenen?
Het vakje 13 vermeldt Textiel 30 punten. Dit klopt met de wetgeving van 1946.
Het vakje 20 wordt doorgeschrapt. Wat is hiervan de betekenis????
Foto hieronder: De distributiekaart inzake verstrekte kleding en uitkering levensonderhoud. Waarschijnlijk werd de kleding meteen in februari/begin maart 1946 verstrekt.(Aankomst te Nederland vanuit Southampton.(Hospitaalschip ORANJE.) Op 3 september krijgt hij een onderbroek extra, zie aparte notitie hierover. Heel vreemd allemaal en onlogisch verstrekt. Hij kreeg in eerste instantie 2 onderbroeken en slechts 1 borstrok. Daarnaast weer 2 onderbroeken. Hij kreeg een kostuum maar GEEN das. Dan kreeg hij 3 zakdoeken en apart weer 3 zakdoeken. Zou de dienstdoende administratieve ambtenaar soms wat gekledderd hebben, omdat in de vaste rubrieken al vermeld staat wat oom Henri kreeg en nog eens apart vermeld wordt datgene wat extra verstrekt wordt??? Hij kreeg 1 hoofddeksel maar apart ook een herenhoed????
Of zouden de apart verstrekte geschreven kledingstukken bij de eerste uitreiking niet voorradig geweest zijn en deze later verstrekt zijn??? Mocht dit zo zijn geweest, dan is het verschrikkelijk te bemerken dat oom Henri dan al die maanden zonder ondergoed gelopen moet hebben.
Hieronder: de lijst met verstrekt levensonderhoud. Mijn vraag: Moest men destijds van dit levensonderhoud nog het kostgeld betalen of waren deze uitkeringen daardwerkelijk voor de persoon zelf bedoeld? Ingevolge de regelgeving 1946 kreeg oom Henri inderdaad precies 6 maanden levensonderhoud van het CBVO ( Centraal Bureau Verzorging Oorlogsslachtoffers, maar let niet op de onregelmatige datum van verstrekking.
Oh, bijna vergeten: Van elke uitkering per 100 glds moest oom Henri ook nog eens 10 glds belasting betalen…. Het is toch wat. Krijg je 1200 glds in 6 maanden en lig je al zowat op sterven wegens de ontberingen van het kamp, moet je nog de Blauw Brieven jongens spekken met 10%…..Zie de kop van het krantenartikel hierboven “Hoe Nederland voor hen zorgt”……Ik denk dan terug aan de honderden jaren vóór de oorlog en zie een krantenkop voor de geest: “Hoe Nederlandsch Indië voor Nederland zorgt.”……Yes indeed, daar werd wat groots verricht anmeoela…. Ik vraag me af of deze uitkeringen dienden voor eigen levensonderhoud of was het zak/kleedgeld? Wie kan me dit verklaren?
In elk geval was mijn oom Henri geen dure klant geweest voor de Nederlandse Sociale Dienst, want in 1948 is hij toch bezweken aan de gevolgen van het kamp…. in het land waar hij geboren was, het land dat hij verliet om te studeren in Nederland, het land waar hij na zijn studie naar terug keerde en uiteindelijk noodgedwongen weer verliet, om dan ver ervandaan sterven.. eenzaam…. begraven door zijn oudere broer Willem Egbert en halfzuster Annette Juliana want de rest van de directe familie was niet meer
Foto’s hieronder: Krantenknipsels met wetenswaardigheden over het Hospitaalschip ORANJE, daarna omgebouwd tot repatriantenschip voor niet gewonden, daarna als cruise schip (hetgeen de oorspronkelijke bedoeling was tijdens de bouw eind jaren ’30 vorige eeuw en uiteindelijk verkocht aan een Italiaanse rederij. Deze herdoopte het schip in Achille Lauro en het schip vond een roemloos einde op de Maagdeneilanden tijdens een grote brand.
Oom Han (zo werd u genoemd volgens de overleveringen):
Moge u eindelijk in vrede rusten. Ik heb u uw plaatsje gegeven in deze mensenwereld. De bevrijding in 1945 was voor u geen bevrijding, want u was ziek gemaakt door de oorlog en bleef last hebben van uw opgelopen kwalen gedurende de laatste jaren van uw leven en geplaagd door helse pijnen stierf u eenzaam, ver weg van uw geliefde tropenland. Er rest mij nog slechts een simpele vraag: Waarom stierf u toch zo eenzaam, daar waar zo vlakbij familie woonde? Helaas zal ik daar nooit het antwoord op krijgen.