Joseph Johannes, mijn over-overgrootvader uit Isfahan Nor Jugha

Voor mijn bet-over-grootvader van mijn vaders kant. Hoe weinigen weten, dat hij in zijn tijden één der bouwstenen van Indië was op financieel gebied. Smalend betitelde men hem als opium smokkelaar, daar waar hij juist in opdracht en namens de toenmalige Nederlands Indische regering de opiumhandel dreef en waaruit menig hooggeplaatste en zelfs de allerhoogst geplaatste in het verre koloniserende land de vruchten ervan plukte en mooi weer speelde. Maar bet-over-grootvader handelde niet enkel in opium. Hij had landerijen vol met indigo, koffie, thee, peper en weet ik veel wat nog meer. Hij kocht en verkocht ook schepen en alles wat los en vast zat, zoals onroerend goed, goud, zilver, diamanten.  Zelfs een complete suikerfabriek had ie in de aanbieding….. Het was dat er in die tijden nog geen Ipods, Ipads, Smartphones of laptops  waren, anders …….had hij ook nog één of andere electronica keten opgericht: ARSEFOON company…. ARmeense SEmarangsche teleFOON

De Grote Johannes…. Agha Hovsep Hovhanes Amirkhan.

(In het verhaal staat wat genealogie genoemd voor eventuele genealogie liefhebbers.)

Betrek deze pagina om het geheel te begrijpen: KONING EN KRIJGSHEER / KING AND WARLORD. Op deze pagina wordt één en ander wat naders uit de doeken gedaan en met name de voorouders van mijn overopa Joseph en zijn broer Amir Johannes Amirkhanyan.

In de Moesson staan artikelen over Armeniers In Indië en één van deze verhaalt (ten dele) over een Joseph Johannes, ook wel genaamd de Grote Johannes in zijn tijden. (Te beginnen bij de tekst op het linkergedeelte “ten tweede hebben we…….”.) Zie foto onder:

Ik heb het bovenstaande artikel uitgeplozen (wegens gerelateerde achtergronden mijnerzijds) en heb bemerkt, dat het niet geheel juist is beschreven, maar goed, dat is niet voor mijn rekening en ik ga hier op deze pagina de inhoud ervan niet betwisten.

(De genoemde veronderstelling over de afstamming op het rechtergedeelte onderaan bovengenoemde afbeelding is in elk geval als volgt.

F.D. Johannes gehuwd met C. E. Manuel was Frederik Daniel 1816-1874 gehuwd met Catharina Elisabeth Manuel 1821-1904. Frederik was zijn tweede zoon en tevens oudste zoon uit het huwelijk van zijn vader Joseph met Helena Jacoba Herwich. De oudste zoon was David (1812-1835) uit een verbintenis met een lijfeigene/slavin.)

Hieronder een stuk uit een Amerikaanse krant 1821, wat betreft overopa’s opium “wandaden”.

Naar aanleiding van mijn speurtochten naar mijn achtergronden, heb ik echter over deze Grote Johannes het volgende verhaal geschreven, waar nodig onderbouwd door literatuur zoals onderaan deze pagina beschreven. Het verhaal is deels wetenschappelijk onderbouwd en deels als waarheid door mij aangenomen en dat deel dat door mij als waarheid is beschreven, slaat natuurlijk enkel en alleen op de dagelijkse aspecten in het leven van een mens en dat nergens in de boeken verder staat beschreven; het dagelijkse leven van een mens dus met zijn kwaaltjes, pijntjes, gewoontes enzovoorts.

Maar wie hij was, wat hij deed, hoe hij leefde en zijn brood verdiende en waar hij vandaan kwam, wie zijn familie was en nog meer van dat soort dingen is wetenschappelijk historisch onderbouwd.

Hieronder een foto van Prins David, Melik Shahnazarian van Artsakh. Hij was een speciaal gezant van Napoleon. Deze foto plaats ik hier, omdat geen foto van Joseph Johannes beschikbaar is, maar het lezerspubliek op deze wijze een indruk heeft van hoe ongeveer Joseph en zijn tijdgenoten eruit gezien zouden kunnen hebben. De afbeelding is van circa begin 19de eeuw. De kleding is Armeens adellijk.

Een scene:  Ergens begin 19de eeuw in Nieuw Julpha, Perzïe en Souratte=Surat, Noord West India waar in genoemde gebieden zowel de VOC alsmede de Armeniërs zetelden en handel dreven en dat alles onder het toeziend oog van de Perzische heersers en waar Turkse alsmede Russische heersers in het Kaukasisch Artsakh ook vrij actief waren door elkaar frekwent naar het leven te staan. We spreken hier over de 18de eeuw. De Melik Hovhanes Amirchiant (vader van Joseph) resideerde zowel te Nieuw Julpha Perzië alsmede te Surat, Noord West India en te Calcutta had deze familie eveneens een “onderkomen.” (Documentair onderbouwd.)

Momenteel ben ik bezig om te onderzoeken of de familie ook gezeteld was te Gujarat Noord West India, een vrij koel oord gelegen in de bergen en geliefd bij de Engelsen destijds en zelfs daar Schotse “namaak” kastelen hadden gebouwd. Volgens de Engelse almanakken heeft wel een huwelijk te Calcutta plaats gevonden tussen een afstammelinge Johannes (welk??) met een Engels officier in 1815.

“Nee Vader, neen. Ik leg me niet bij uw wil neer en te lang heb ik dat gedaan en teveel naar u geluisterd. Voor de zoveelste keer zeg ik u, dat het nu genoeg is. Ons volk is te lang onderdrukt geweest en heeft teveel tol betaald en dat is genoeg nu.” riep Joseph uit tegen zijn vader, een Melik van het geslacht Amirchiants uit wat tegenwoordig Nogorno Karabakh of Artsakh heet. (Midden in Azerbeijan gelegen en tegenwoordig ook wel het kleine broertje van het huidige Armenia genoemd.)

“Zoon, luister alsjeblieft en denk er nog eens goed over na. We hebben alles wat we willen. We staan in hoog aanzien bij de Shah en worden gerespecteerd. We hebben onze religie mogen behouden. Onze gezinnen floreren, onze handel bloeit als nooit te voren, onze relatie met de VOC is uitmuntend, onze horigen dragen ons op handen, onze kerken en kloosters…..”

“Neen vader, het is genoeg, ik ga en zal mij verder richten op het door mij gestelde doel. Morgen vaart de schoener Tyger uit naar Batavia en Semarang en mijn besluit staat vast.” , onderbrak Joseph zijn vader.

Met driftige tred stapte Joseph de zaal uit waar zijn vader resideerde en werd bij de deur door 2 van zijn 5 zusters, Anna en Hripsima tegengehouden, maar ruw duwde hij ze van zich af en verliet het kasteel vergezeld door zijn trouwe lijfknecht annex lijfwacht Mesrope, richting haven waar de Tyger lag aangemeerd.

“Joseph, wacht. !!”, riepen ze hem na, maar Joseph liep stug door en verdween uit het gezicht en het gezin jammerde om de vertrekkende zoon en de vader’s zorgen werden groter, want wie moest hem in Nieuw Julpha opvolgen? Martha (Paulus) zijn moeder zweeg en dacht er het hare van. Ze herkende de stugge volharding van Joseph haar oudste zoon maar al te goed…. Van kinds af aan was hij een “doordouwer” als hij iets in zijn hoofd had geprent en maar al te vaak botste met zijn vader en zij als “scheidsrechter” tussen vader en zoon fungeerde.

Foto onder: De verkoop van de Tyger geadverteerd in de KB.

Foto onder: Een voorbeeld van een schoener uit die tijden en men de oceanen bevoer volbeladen met de goederen gekocht via de Zijden Route en deze verkocht aan diverse Aziatische landen tot en met China aan toe. De grootte van de schepen bedroeg gemiddeld 150 tot 200 tonnen inhoud.

Foto onder: Een Armeens meisje uit Isphahan Nieuw Julfa uit die tijden.

De achtergronden waarom Joseph het ouderlijk huis verliet:

Joseph was de erfgenaam (en oudste zoon) van de landadel tak Amirchan (Amirkhanyan) en afstammeling van vorstengeslacht en oorspronkelijk afkomstig uit Artsakh, door Shah Abbas naar Nieuw Julpha nabij Isphahan gehaald en neergepoot om daar de Perzische schatkist te vullen in ruil voor bescherming en vrijheid van hun christelijk geloof. Artsakh was destijds het slagveld tussen de Turkse, Perzische, Afghaanse en Russiche troepen en de Shah van Perzië besloot om Artsakh te laten voor het was en de Armeense families te Artsakh naar Nieuw Julfa te halen. Er bestond ook een oud Julfa, doch deze stad was verwoest door de vele oorlogen en de Russen claimden deze oude stad.

ZIE VOOR AANVULLENDE GEGEVENS OVER DE HISTORIE VAN DEZE STAM DE PAGINA KONING EN KRIJGSHEER.

Perzië floreerde goed, dank zij de handelsgeest van deze Armenianen, want vele oorlogen hadden de Perzische schatkist tot op de bodem geledigd. Isphahan bloeide op zowel economisch alsmede cultuur gebied en de Armeniers waren tevreden met hun lot, ware het niet…..dat Joseph met enkele andere jongelingen het droombeeld najoegen om een geheel nieuw en vrij Groot Armeens Rijk op te richten en daartoe hadden zij Artsakh op het oog. Alle Armenianen die zich alom elders hadden gevestigd zouden dan in dit Nieuw Groot Armeens Rijk weer bij elkaar te zijn en Joseph meende aanspraak te mogen hebben als naaste afstammeling van de laatste Bagratouni vorst EN als opvolger van zijn grootvader AMIRKHAN en oudoom ZOHRABKHAN, 2 broers die in 1721 vochten voor een vrij Armenië. (Zie kaart rechtsonder: Artsakh en Paytakaran.)

(Artsakh was voorheen in het oude Groot Armeens Rijk het 15de koninkrijk en alle koninkrijken van het Groot Armeens Rijk vielen onder één groot soort federaal stelsel met één vorst aan het hoofd. In die tijden had het Groot Armeens Rijk twee gezamenlijke vijanden en dat waren het Byzantijnse  en het Romeinse Rijk.

Zie foto onder:

Wil men meer weten over Artsakh en haar oude adel, klik dan op deze link. (In het Russisch, maar er is natuurlijk een Google Translate en die vertaald vrij goed het Russisch naar het Nederlands.) KLIK HIER voor de link naar http://www.bvahan.com/armenianway/aw/nobility/Meliqs_of_Artsakh/Meliqs_of_Artsakh.html

Joseph, de Melik van de Amirchan (Amirchiants)  familie/stam (Melik = Adellijke titel gelijk te stellen met de Turkse titel Khan) en tevens Khojakh (Groothandelaar) was geboren in 1778 te Fereidan (zijn ouders huwden aldaar in 1775)  en doorgewinterd op het gebied van handel en het veilig stellen en vergroten van het familie kapitaal/bezit om t.z.t. dit kapitaal/bezit te gebruiken om zijn plannen te verwezenlijken. De familie moet al bindingen gehad hebben met de VOC in verband met hun handels-activiteiten. Zij staan in de historische geschriften genoemd als extreem bemiddeld.

Uiteraard gebeurde het streven naar een nieuw Groot Armeens Koninkrijk in het diepste geheim omdat de gevolgen – politiek bezien – anders niet te overzien waren en er een enorme goed gevulde Armeniaanse schatkist voor nodig was, die er inderdaad ook was.

Voor dit laatste had Joseph zich ten doel gesteld om de handelsbetrekkingen met de VOC, India, Ceylon, China, Singapore/Malakka en de Filipijnen uit te breiden naar het VOC gebied Indië, dat al kort na bovengenoemde scene in Engelse handen viel en na een paar jaren weer onder Nederlands beheer terugkeerde.(Einde Napoleon tijdperk en 4de Engelse oorlog met Engeland, omdat Engeland als de dood was, dat Frankrijk de Nederlandse koloniën in beslag nam.)

Het vervolg van Joseph’s vertrek uit huis.

En zo voer in 1808 een kleine vloot van Armeniaanse zeilschepen, aangevoerd door de Tyger – het vlaggeschip – en vergezeld van onder andere het zeilschip The Fair Armenian en enkele andere – mij onbekende scheepsnamen – de haven van Semarang binnnen en zetelde Joseph zich – met goedkeuring van de Engelse landvoogd – te Semarang. Joseph meldde zich aan bij het ambtswezen en raakte in de almanakken bekend als Joseph Johannes Amir en dat laatste werd ook wel eens als Amier of Amire geschreven. Zijn juiste naam was Hovsep (Joseph) Hovhan(n)es (Johannes) Amirchan/Amirkhanyan.

(Alvorens zich te Semarang te vestigen, had Joseph te Batavia nog wel enkele “vergaderingen” met de vooraanstaande Armenianen die zich daar al hadden gevestigd met betrekking tot zijn idealen.)

Joseph was goed bevriend geraakt met de Engelse koloniale heersers, omdat – uit handelsoogpunt – hij goede zaken had gedaan met de Engelse heersers in die gebieden. Nederland was immers in die jaren een vazalstaat van Frankrijk geworden en was – uit hoofde van die noemer – daarom in de 4de Engelse oorlog gewikkeld. Engeland wilde voorkomen, dat Frankrijk beslag legde op de koloniën en derhalve werd Indië onderworpen aan het Engels gezag. Joseph was trouwens al uit hoofde van het feit, dat Engeland de kolonisator was van India, al goed bevriend met het Engels gezag. (De clan zetelde ook te Calcutta en Madras immers.). Vele familieleden van de Johannes clan zetelden zich daar en beoefenden het vak van koopman, juwelier uit of namen dienst in het Engels leger en zelfs in het Engels bestuur aldaar en vestigden zich later in Engeland.

Foto onder: Semarang anno 1812 vlgs een prent van Doppert.

Hieronder een foto van een groter oppervlak van Semarang en omstreken anno 1811. Moerassen alom en rijstvelden, een paar huizen op een klud voorstellende Semarang en op de weg naar Oenarang (onderin) een peperplantage.

Onder ander – als dank voor de financiering van het Engelse leger – kreeg Joseph het stuk land met de heuvel genaamd Johannesheuvel of te wel de Goenoeng Mlaja. (Zie artikel Moesson boven en zie onderstaande afbeelding over de Blauwe Malaja thee, anno 2012 nog steeds in de verkoop en te verkrijgen bij Hofje van Wijs te Amsterdam. 

Zie ook krantenknipsel uit 1931:

Op deze heuvel/berg werd later inderdaad het Armeniaans kerhof gesticht. Het kerkhof werd later doorverkocht aan de Andreas familie en deze verkocht het door aan een Chinese Kapitein/Majoor (GEEN legerrang maar zo werden Chinese leiders genoemd) met de clausule dat het Armeniaans gedeelte goed verzorgd zou blijven. Uiteraard gebeurde dit in de praktijk niet en in de late jaren van 1930 was het gehele kerkhof geruineerd, wat betreft het Armeens gedeelte.

Heden ten dage de Johannes heuvel:

In het krantenknipsel staat ook: ….”bewezen diensten aan de Engelse regering…”…(In de tijden, dat de Engelsen de baas waren in Indië)… en wat waren die bewezen diensten? (Documentatie hierover in mijn bezit): Even flink lachen…. hij financierde het Engels Leger tegen?…. Ja, tegen wie waren de Engelsen destijds in oorlog? Tegen de Franzosen dus en wat was Nederland van Frankrijk? Een vazalstaat onder Louis Napoleon, et voila… de cirkel is rond… Ach ja, als je centen hebt, kan je de wereld wel andersom laten draaien toch?

Foto onder: (Gahetna.nl) Het grafmonument van Joseph Johannes en welke in de wandelgangen ook Klein Acropolis werd genoemd. Duidelijk herkenbaar zijn de 8 zuilen, zoals beschreven in bovenstaand stuk van de Moesson. Links en rechts in de lengte 2 rijen van elk 3 pilaren en evoor en achter in het midden elk één pilaar. De andere graven zijn van familieleden, doch ik weet niet welke dat waren.  David, zijn oudste zoon uit een eerdere relatie met een slavin ligt links.

David stierf op jonge leeftijd 2 weken eerder dan Joseph in maart 1835. (David was geboren  8 april 1812 en stierf op 14 maart 1835. Hij was gehuwd met Gielhelmina Charlotte Vincent, geboren op ???? en gestorven op 7 dec 1852. Zij huwde ten tweede male met C. van Tiel op 6 mei 1836, een jaar na de dood van haar ex-schoonvader).

De lokatie en hoedanigheden van de graven anno 2023. Het is afgesloten voor het publiek en het terrein ligt braak,

Het huis van Agha Hovsep Hovhannes Amirkhan, welke tevens dienst deed (achterkant) als opslagplaats van zijn handelswaar. Foto’s Source IBNU RUSTAMADJI FEBR 2023.

De schuurtjes zijn later bijgebouwd. Na de dood van Agha Hovsep vertrokken de leden van zijn familie naar een andere woning Te Semarang, die zo mogelijk nog groter was (en mooier). Dit huis werd verkocht aan een Chinese handelaar. Weer later werd het een soort school of zoiets.

Nederland herkreeg het gezag terug over Indië en Joseph breidde zijn handelsactiviteiten fors uit, kocht land dat hij cultiveerde en verbouwde indigo, koffie, thee (uiteraard deed hij dit niet zelf en huurde uit Julpha Armeense krachten of lokale Nederlanders/Indische Europeanen) en verkreeg diverse rechten op transportgebied van diverse goederen te land alsmede ter zee. Deze rechten verkeeg hij uit hoofde van zogeheten aanbestedingen van het gezag (de Resident van Semarang) notabene, dus pertinent geen smokkelhandel. (Zoals in bovengenoemd stuk uit de Moesson vermeld.) De opium betrok Joseph hoofdzakelijk uit India, aangezien die als uitmuntend te boek stond en omdat hij uit zijn verleden te Calcutta daar goede relaties en handelsbetrekkingen had. Incidenteel haalde hij opium uit China via de Chinese relaties op Java, doch de kwaliteit van deze opium was van minder goede kwaliteit en het werd bij decreet van de Nederlandse bepaald dat de opium afkomstig diende te zijn van Bengalen India en niet van China.

Foto onder: Opium fabriek te India Calcutta.(Tropenmuseum)

 

Uiteraard hadden zich te Batavia – eerder dan Joseph te Semarang deed – reeds andere Armeniaanse kooplieden gevestigd, waaronder ook Jordan Johannes (gerelateerde familie) en Gavork Manuk(ian) , doch deze families hielden zich afzijdig van enig politiek gebeuren – maar waren wel degelijk op de hoogte van – Joseph’s plannen met betrekking tot het stichten van een nieuw Groot Armeens Rijk. Deze families fungeerden als zogeheten “bliksemafleiders” naar het gezag en naar de openbare gemeenschap, doordat zij zich uitsluitend bezig hielden met de handel, de sociale voorzieningen ten behoeve van eigen landslieden en later ook het bankwezen. (Javaasche Bank opgericht in 1828), maar dat is een apart verhaal.

 

Ergens in de eindjaren van de 18de eeuw – ver weg van het Aziatisch gebeuren – nam een Hospitalier dienst bij de VOC en hij was afkomstig uit Duitsland Massenhausen, vertrok met het zeilschip Het Lam naar Indië en maakte een tussenstop te Zuid Afrika, alwaar hij enkele jaren verbleef en daar de funktie uitoefende van Chirurgijn, maakte daar carriere en was tevens tussentijds eigenaar van het nog steeds bestaande spookkasteel Tokai Manor. Deze chirurgijn huwde daar te Zuid Afrika met ???? (het zou een Zuid Afrikaanse slavin geweest kunnen zijn maar voor hetzelfde geld een Duitse immigrante) en verkreeg kinderen, waaronder een dochter geheten Helena Jacoba Herwich (geboren in 1796 te ???) en het gezin vertrok naar Semarang, alwaar deze chirurgijn Johann Friedrich Daniel Herwich de functie aanvaardde van Opper Chirurgijn van het Semarangs hospitaal. De naam Herwich/Herwigh/Herwig heb ik in Europa onderzocht en hoogstwaarschijnlijk zijn zij afkomstig uit de houthandel van Scandinavie en wat tegenwoordig Estland, Letland, Noord Polen heet. Er zijn bepaalde takken van deze families naar Amsterdam en Noord Nederland getrokken en die zich daar vestigden, hoofdzakelijk omdat Amsterdam in die jaren een houthandel had. De takken die zich in Noord Nederland vestigden, verdienden later hun brood in de agrarische sector.

Johann Friedrich Daniel Herwich stierf te Semarang in het jaar 1810, twee jaren nadat Joseph zich daar vestigde. Zijn overige familie leven is nergens anders “en publique op het internet” te bespeuren, behalve het volgende; Helena Jacoba had een broer gehad genaamd Theodor gehuwd met Theodora Huijgen de Raat en een zuster Petronella Elisabeth gehuwd met Gerrit Cornelis Steenstrand (geboren te Jasawapatnam op Ceylon; zijn familie kwam oorspronkelijk uit Ceylon.)

 

Foto’s onder: Tokai Manor te Zuid Afrika en de vermelding dat Johann Friedrich Daniel Herwich stierf.

 

 

Aanvulling d.d. 25 sept 2015.

Uit bovenstaande advertentie te Batavia 1810 uitgegeven door ’s Lands Drukkerij zijn twee namen te achterhalen, namelijk de test.ex. Johannes Jacob Blanck en Carel Frederik Cramer.

Carel Fredrik stierf op 10 juli 1824. Volgens de bovengenoemde advertentie was hij “slechts” stads chirurgijn en volgens de advertentie hieronder was hij dus ook nog eigenaar van enige vastigheden (Wat bedoelt men hiermee? Huizen en terreinen?) en enige certificaten van de Ned. Indische Achterstand. (?? Wat is dit dan in hemelsnaam? Een soort Obligatie lening?). Uiteraard mogen de slaven ook niet vergeten verkocht te worden…

Johannes Jacob Blanck was dus niet enkel Majoor der Burgerij maar ook nog President van de Wees en Boedelmeesteren. Hij stierf 2 maart 1813 te Semarang.

Tja, over-opa Joseph Johannes hield van reizen en op  13 okt 1821 stuurde hij een WhatsApp naar de kapitein Fromstend van één van zijn boten “Vrouw Helena” om hem maar even op te halen te Semarang want overopa had zin in een reisje naar Batavia. (Schip vernoemd naar zijn echtgenote Helena Jacoba Herwich, dochter van de chirurgijn hierboven genoemd.) En wie vinden we aan boord van het schip als medepassagiers? De heer J. Cramer (familie van Carl Friedrich hierboven genoemd… groot geslacht destijds. C.F.stierf zelf op 23 juni 1824 oud 55 jaar), de heer Paulus Andreas (overopa’s neef en gehuwd met Johanna Christina Kesler), J. Martherus (ook al een neef van overopa. Zijn broer Galestan Martherus was kapitein op de brik “Johanna” waarschijnlijk ook in eigendom van Joseph Johannes) en J.J. Elias (zakelijk partner van overopa.) Hij heette voluit Joseph Johannes Elias(Eilias) en stierf op 1-1-1823. In leven was hij Directeur /Eigenaar voor 50% van de zaak Chatur & Elias Co te Batavia. De genoemde Kapitein van Heemskerck had een kleindochter Augusta Helena Maria van Heemskerck die gehuwd was met een zoon (Cornelis Alexander Kroesen – Gouverneur Celebes) van Luitenant Generaal Willem Egbert Kroesen en deze laatste was weer een broer van de schoonzoon van Joseph Johannes, namelijk Majoor Hoofdintendant Tiemen Cornelis Johannes Kroesen. De twee kindertjes moeten David en Frederik Daniel geweest zijn, die met hun papa het plezierreisje mee mochten maken. (Overopa had er meer, maar die waren te klein nog in het jaar 1821.) David werd later zelf kapitein op één der schepen van zijn vader en stierf 2 weken voor zijn vader stierf in maart 1835 (Hij huwde juff. Vincent). Frederik Daniel stierf in 1874 en ging later in navolging van zijn vader ook de handel in. (Hij huwde juff. Manuel).

Einde aanvulling 25 sept. 2015.

 

Het Armeniaans vrouwelijk geslacht was destijds aldaar in Indië niet zo rijkelijk vertegenwoordigd en op één of andere manier raakte Joseph in kennis met Helena Jacoba en zij huwden te Semarang in het jaar 1813 en verkregen in totaal samen 9 kinderen. Joseph echter, had reeds een buitenechtelijke zoon uit een verhouding met een slavin vóór zijn huwelijk met Helena Jacoba en deze zoon was genaamd David en werd later kapitein op twee van zijn zeilschepen (Vrouwe Helena en Helena Jacoba.) en is vrij jong gestorven. David werd geboren op 28 april 1812, huwde Gielhelmina Charlotte Vincent en stierf op 14 maart 1835. Het sterven van zijn oudste zoon moet Joseph gedurende zijn ziekbed de genadeklap gegeven hebben, want Joseph zelve stierf op 28 maart 1835 na een lang ziekbed van 7 maanden en heeft hoogstwaarschijnlijk de begrafenis van zijn oudste zoon niet mee mogen maken.

 

Joseph bleef stug volhouden aan zijn gestelde doel – namelijk zoveel mogelijk geld verzamelen – om zijn doel te bereiken en dat lukte hem wonderwel héél goed.

Zo verkreeg hij officiëel het alleenrecht van de opiumhandel – uit hoofde van een officiële aanbesteding door het Nederlands gezag, gedurende de periode 1820 tot en met 1826. (Zie boven krantenknipsel uit een Amerikaanse krant)

(Na 1826 werd de opium regie niet meer aanbesteed en kwam een ander regeringsstelsel aan de orde, doch ook dat is een ander verhaal en niet van toepassing op Joseph.)

Joseph verdiende echter ook op diverse andere manieren het grote fortuin en wel door middel van de cultuur en transport als eerder vermeld, maar ook door aan- en verkoop van zowat van alles wat los en vast zat en van grote waarde was, enorm welgesteld. Tevens fungeerde hij als bankier voor particulieren alsmede het gezag en het leger van het gezag, de KNIL. Indië was destijds moeilijk op tijd te bereiken door de zeilschepen en veelal kwamen aangevoerde salarissen vanuit Nederland niet op tijd aan of werden schepen met inhoud onderweg gekaapt en Joseph kwam het gezag te hulp, uiteraard tegen een vrij redelijke – men kan zelfs zeggen vrij kleine – rentevergoeding. Joseph verkreeg liever cessies op divers gebied van het gezag, hetgeen hem uiteraard veel meer opleverde dan de rente van de financieringen.

In de jaren eind 1820 werd zijn cash vermogen (zonder de waarde van zijn onroerend geod en landerijen) geschat op circa 5 miljard Anna’s / Rupies !!!!! (het wettig betaalmiddel in India wegens de Engelse overheersing) goud en edelstenen en Venetiaanse gouden munten en schulbrieven c.q. verpondingsbrieven. Er was in Indië wel een muntstelsel aanwezig ingevoerd door de VOC, doch dit stelsel was weinig waardevol en de lokale Chinese kleinhandel had zelfs hun eigen geld/munststelsel namelijk de pitjis, dat op lokaal geldverkeer op het platteland beter fungeerde.

Voor zijn buitengewone grote gebieden die hij in eigendom verkreeg en cultiveerde had hij uiteraard personeel nodig. Daartoe stelde hij Armeniaanse landslieden aan, die hij uit familie kringen betrok of naasten uit Nieuw Julfa en lokalen te Java. Één der directe naasten uit Nieuw Julfa was de familie ANDREAS. (Joseph was een oom van de 3 stambroers Andreas. Hun moeder Anna, was een der 5 zusters van Joseph.)

De Andreas familie was bekend door hun kunst van het kamelen drijven, opgedaan tijdens hun tochten naar Klein Azie en verder gebruik makend van de Zijderoute en Joseph haalde één der broers over om te Semarang het kamelen transport op poten te zetten (zie artikel boven van de Moesson) en hetgeen echter mislukte en derhalve de Andreas familie ingezet werd in de cultuur (hetgeen later de Andreas familie geen windeieren opleverde.). Het bleek namelijk dat de hoeven van de kamelen niet bestand waren tegen de kleigrond van Java, omdat hun hoeven geënt waren op woestijnzand. De arme beesten kregen rot in hun hoeven.

 

Joseph’s grote rijkdom had beheer nodig en wel door lieden die “er verstand van hadden en iets in de melk te brokkelen hadden.”

Daartoe huwde hij zijn dochters uit (uiteraard werden de gegadigden door moeder Helena Jacoba duchtig aan de tand gevoeld) aan vooraanstaande figuren in het gezag destijds en dat waren:

de van Langen’s (militair), Boudriot (notaris en financiëel adviseur en Zeeuws Hugenoot), van Laren (civiel bestuurlijk) en Kroesen (militair opperbestuur)…….. (Groen van Prinsterer noemde Boudriot een Fransman die hoogstwaarschijnlijk in Indië was wezen zwerven en was blijven plakken. Hoe ver bezijden de waarheid was Groen van Prinsterer en dat had hij kunnen weten als hij Zeeland onder de loep had genomen qua bevolking en afkomst.)

 

De zonen van Joseph huwden onder andere met de dochters van de families van den WormVincentManuel en nazaten van de Soekias familie, de Armeense familie GASPER en vele andere bekende Indische namen.

Zie foto’s onder met betrekking tot Andreas/Manuel/Johannes relaties:

 

 

Foto onder: De in de advertentie genoemde P.M. (Pieter Matthijs) van Laren was een schoonzoon van Joseph en gehuwd met dochter Louise Elisabeth Johannes (de op één na jongste dochter.)

Hoe verging het vervolg van het politieke doel van Joseph?

In 1829 eindigde de zoveelste oorlog tussen Rusland en Perzië en dit was het moment waarop Joseph gewacht had en informeerde bij Tsaar Nikolaas I wat precies de bedoelingen van de Tsaar was met Artsakh. Artsakh was immers onherbergzaam en verder van geen financiëel belang voor de Tsaar. Joseph deelde de Tsaar mede, dat hij genegen was om de landstreken Artsakh en Paitakaran (direct grenzend aan Artsakh en de Caspische zee) in contanten aan te kopen.

Voor het volgende verwijs ik naar:  Bulletin Soviet Armenische Academie Wetenschappen no.7 uit 1963 en De Armenische Vrijheids Beweging in de 19de eeuw en de Armenische Kolonie in Indië door Dr. Arsen Annassian-uitgave Yeravan 1963.

Fragment uit een brief van Joseph aan Nerses Ashtaraketsi gedateerd 20 okt 1829 in klassiek Armeens en vertaald door Armen Joseph:

“Thans zijn wij gelukkiger dan onze voorouders, immers wij zijn waardig bevonden de vrijheid van ons beminde vaderland mee te maken. Derhalve achten wij het onze heilige plicht om onze gevoelens van eeuwige erkentelijkheid/verplichting/obligatie te betuigen aan de Russische Tsaar. In 1830 overweeg ik om naar Nederland te gaan teneinde belangrijke zaken met de koning der Nederlanden te bespreken.

(Eigen opmerking: Daar heb ik gegevens van, waar deze zaken mee in verband stonden, doch ik zal deze niet publiceren teneinde geen onnodige commotie o.i.d. te ontketenen. Wel kan ik vermelden, dat het om een behoorlijke som geld ging.)

Na mijn bezoek aan de koning der Nederlanden zou ik eventueel een bezoek kunnen brengen aan de Tsaar Nicolaas I.

Kunt u mij tevens berichten of de Tsaar plannen heeft om Armenie te besturen en zo ja welke die zijn……….. Jaarlijks ben ik daarnaast genegen om de Tsaar een revenue van 500.000 Francs te verstrekken gedurende het leven van de Tsaar en ook na zijn dood, naast de aankoopsom van de landstreken Artsakh en Paitakaran……”

Einde fragment van de brief.

Nerses Ashtaraketsi stuurde deze brief door naar Khazatour Lazarian, die deze brief in het Russisch vertaalde, waarop de brief doorgestuurd werd naar Graaf Benckersdorf – de adjudant van de Tsaar.

Na lang gewacht te hebben op antwoord van de Tsaar (enorme bureaucratische problemen en afstanden en moeilijk te bereiken Indië vanuit Rusland, dat de Tsaar genegen was om Joseph te bezoeken en hem zijn vragen te beantwoorden. (E. Eritsian, Het Katholikosaat over alle Armeniers in de 19de eeuw.)

Zie fotoscan hieronder over de aankomst in Nederland in 1830 (om besprekingen te voeren met de toenmalige vorst van Nederland, die weigerde om in het voorstel verder in te gaan wegens eventuele gederfde 10% inkomsten uit Indië in de toekomst) en de uitnodiging van Nicolaas I om naar St. Petersburg te komen:

Achteraf bleek de Tsaar echter de ontmoeting toch geweigerd te hebben, wegens Europese politieke belangen.(Archief Staatsbibliotheek Armenie,  portefolio nr.17, document no. 68 bladzijde 4.)

In 1835 stierf Joseph Johannes, oud 56 jaren na een zwaar ziekbed van 7 maanden, totaal gedesillusioneerd, mede doordat zijn mannelijke nazaten geen verdere interesse hadden in na- en vervolging van zijn streven naar een nieuw Groot Armeens Rijk. De overige “leden” van dit “politiek” complot waren of inmiddels ook al gestorven of hadden zich teruggetrokken.

 

Zijn enorm groot vermogen werd later deels verdeeld over directe en indirecte nazaten tot en met in de jaren begin 1950 !!!! Wat er met andere vermogensbestanddelen gebeurde is mij onbekend. Wel is mij bekend, dat een deel van het vermogen, eigenlijk bestemd voor een paar “uit de gratie gevallen nazaten”, door de Nederlandse staat in beslag is genomen, daar deze bedoelde nazaten een beetje erg “fout” zaten in de Tweede Wereldoorlog.

Het deel van het vermogen welke ik heb kunnen uitpluizen komt uit het erfdeel van zijn op één na jongste dochter Louise Elisabeth gehuwd met Pieter Matthijs van Laren (Jr.)  De hieronder genoemde geslachten (behalve Boelen) zijn aan deze tak verwant.

Het erfdeel van jongste dochter Anna (mijn overgrootmoeder) heb ik ook kunnen traceren, doch de erfdelen van de overige 7 kinderen van Joseph zijn mij voorlopig onbekend, evenals het deel van zijn eerste -wel erkende doch buitenechtelijke zoon David.

In een Frans wetenschappelijk tijdschrift van de Sorbonne te Parijs, staat hij te boek als één der vermogendste lieden uit zijn tijden.

 

Uit de verbintenissen van zijn zonen en dochters, kwamen natuurlijk ook kindertjes voort en die later op hun beurt zich verbonden aan andere geslachten, waaronder de geslachten

  1. DOM,
  2. GOSENSON,
  3. DE HOOP SCHEFFER,
  4. BENNEBROEK EVERTSZ,
  5. BOELEN,
  6. NAHUYS,
  7. PRAGER,
  8. SWAVING,
  9. SELLEGER,
  10. VAN LYNDEN,
  11. VON SCHMIDT AUF ALTENSTADT,
  12. WITTEVEEN,
  13. VAN RADERS,
  14. THAARUP VAN TIENEN en vele anderen. (Tak Louise Elisabeth – behalve Boelen.)

Hieronder volgen enkele advertentie afbeeldingen uit de KB over de vendu’s na de dood van Joseph Johannes en over de ruzies met een Kapitein der Chinezen, soms ook wel betiteld als Majoor der Chinezen.

Ten tijde van Joseph’s gloriedagen te Semarang was de Majoor der Chinezen genaamd Tan Tiantjing en beide kemphanen deden wel eens zaken met elkaar. (Opium !!!)

En waar zaken gedaan worden, ontstaan bijna immer welles of nietes betalen; zo ook tussen beide kemphanen. Hoe het proces verder is verlopen is mij onbekend. Gelet op de hoogte van het bedrag en het feit, dat het zaken/leveringen betreffen in de periode 1824, vermoed ik sterk, dat het om opium ging. Joseph had vanaf 1820 tot en met 1826 het opium monopolie verworven. Even meerekenen waar we over praten: 222000,– Indische guldens…. Koers Ned.gulden naar Euro was 2,22 dus globaal zouden deze 222000,– guldens anno 2012 circa 100.000 euro zijn. Maar, het speelde zich af in 1824….. Omgerekend naar het heden? Circa 10 miljoen Euro waard? En dat alles onder het toeziend waakzaam oog van ons aller Ned.Indisch bewind met het handje opgehouden om de “belastingen” te innen en een deel der belastingen richting Landje met de Gouden Duinkusten te sturen. En Pak Koelie was blij dat ie 2 centen had om een bungkusan nasi met sambel te kopen.

Avondscene van een krantenlezende koloniaal bij het petroleumlampje gezeten in zijn kursi males (luierstoel.) op de veranda:

“Zeg Mientje, moet je ’s horen. Ik lees hier de onbeschaamde brutaliteit van een “allochtoon” die een andere “allochtoon” onze dure lieve centjes betwist. Notabene Mientje, het zijn allochtonen die dat verderfelijke amphioen verhandelen en schatrijk zijn en wij, de officiële autochtone heersers van dit door ons ingepikte land, wij mogen slechts dromen en rond zien te komen van ons maandelijks traktement. Bah, wat is de wereld hier toch een zooitje. Kom, geef me maar nog een glas kopi tubruk. Heb je er toevallig nog een kaassoufleetje bij?”

Jaja, zo ging dat toch.

 

 

De Majoor der Chinezen Tan Tjanting stierf op 28 okt 1833 en was 63 jaren oud en had een ziekbed van 8 maanden. Zijn tegenstander Joseph stierf circa 1,5 jaar later in maart 1835 in de leeftijd van 56 jaar en na een ziekbed van 9 maanden. Beiden schathemeltjerijk geweest en beiden hadden van langdurige ziekte te lijden gehad, aleer te overlijden. Hoe ironisch is het leven.

De majoor Tan Tjianting was trouwens nog in andere zaken verwikkeld, volgens uitpluizerij van de KB.nl

Foto’s onder: Openbare verkopen na Joseph’s dood.

Een deel der slaven. In totaal bezat Joseph 32 slaven en slavinnen.  Kenners van de Indonesische taal zullen beslist met een glimlach lezen dat Boesook de lijfmeid een vrij “leuke” naam had. (Boesook = Boesoek = Busuk = Rot). Zou ze er lelijk uit gezien hebben of zou ze rotstreken uitgehaald hebben?

De lamp-ontsteker annex vioolspeler zal wel tevens ook nog een andere functie gehad hebben gelet op zijn naan Spion….

klikspaan, boterspaan,je mag niet door m’n straatje gaan, hondje zal je bijten, poesje zal je krabbelen, dat komt van al je babbelen.

 

 

 

 

Één der prachtigste particuliere gebouwen van geheel Java…. jaja, die betovergrootvader van me was niet bepaald een voorstander van een sawah huisje.

De kinderen van Joseph Johannes met een slavin vóór zijn huwelijk met Helena Jacoba Herwich.

  1. David (1812-1835) gehuwd met Gielhelmina Charlotte Vincent (?? – 1852)

De kinderen van Joseph Johannes uit zijn huwelijk met Helena Jacoba Herwich. 

  1. Frederik Daniel (1816-1874) en gehuwd met Catharina Elisabeth Manuel (1821-1904)
  2. Johanna (1817-1856) en gehuwd met Charles Francois Boudriot (1800-1870)
  3. Jacobus (1820-???? (1901)?? In 1866 leefde hij nog, aangezien hij zijn erfdeel in de verkoop zette.
  4. Geertruida Hermina (1822-1913) en gehuwd (1857) met Johan Willem Christiaan van Langen (1818-1888)
  5. Jan Joseph (1823-1869) en gehuwd met Anna Jacoba van den Worm (1824-1906)
  6. Wilhelmina Carolina (1825-1855) en gehuwd (1847) met Johan Willem Christiaan van Langen (1818-1888) Hertrouwt na haar dood met haar zuster Geertruida Hermina in 1857.
  7. Louisa Elisabeth (1829-1867) en gehuwd met Pieter Matthijs van Laren (1824-1891).
  8. Anna (1834-1894) en gehuwd met Tiemen Cornelis Johannes Kroesen (1823-1902). Ik stam van deze tak af.
  9. Cornelis Hendrik (??-1853).

 

Nummer 3 hierboven in blauw: * zie de volgende pagina over deze Jacobus Johannes.

Waarom mijn belangstelling voor Joseph Johannes?

Simpel: De jongste dochter van Joseph was Anna (vernoemd naar haar tante Anna gehuwd met de stamvader ANDREAS en welker 3 zonen door Joseph naar Semarang werden gehaald) en Anna was gehuwd met Tiemen Cornelis Johannes Kroesen, Majoor Hoofdintendant van de KNIL.

Anna en Tiemen kregen onder andere 2 dochters, te weten Laura Eleonora Anette Kroesen en haar jongere zusje Cornelia Helena Geertruida Kroesen, die beiden met mijn grootvader Julius Boers gehuwd waren. Laura stierf jong en opa Julius trouwde met het jongere zusje Cornelia, die later mijn grootmoeder werd.

Ter geruststelling van eventuele snoodaards, die soms mochten denken dat ik als nazaat een paar losse stuivers nagelaten ben door mijn betovergrootvader: Nee, dat is mij niet ten deel gevallen, dus je hoeft ook niet bij me aan te kloppen voor een bijdrage in een reisje naar Indonesië of iets dergelijks. Jammer. En neen, de streken van mijn oudoom Jacobus heb ik ook niet geërfd.

 

Foto onder privé bezit:

 

×

Աննա

Mijn overgrootmoeder Anna Johannes (Ana Hovhannes Amirkhanian), de op één na jongste van    betovergrootvader Joseph. Zij kreeg een geheel westerse opvoeding (haar moeder Helena Jacoba Herwich  was hiervoor verantwoordelijk aangezien het hoofd der gezin in die tijden zich niet met opvoeding bemoeide) en mede door haar huwelijk met N.I.L legerleidinggevende TCJ Kroesen, was het noodzakelijk dat zij conform de gebruiken van die tijden zich geheel als notabele Westers geörienteerde leefde en gedroeg. Het is niet in de gangbare documentatie beschreven, dat Anna zich inliet met de Armeniaanse samenleving, noch dat zij Armeniaans  kerkelijk gezindte was.

Alhoewel zij volgens de Armeniaanse historie gerechtigd was de titel van Armeniaanse Prinses te dragen, had zij in haar leven heel weinig bemoeïenis met het Armeniaans leven in Batavia en of Nieuw Julpha Perzië, zowel op sociaal alsmede religieus vlak. Één en ander zoals beschreven in de geschiedkundige geschriften in het Catolicos Centrum Echmiazin Armenia. Dit komt omdat zij gehuwd was met een Nederlandse hooggeplaatste officier en dat officiers leven was geënt op de Nederlandse leefregels van die tijden.

 

 Geraadpleegde lectuur (behalve het reeds hierboven genoemde):

1) The Bondage and Travels of Johann Schiltberger, a Native of Bavaria, in Europe, Asia, and Africa, 1396-1427; trans. J. Buchan Telfer. London: Hakluyt Society, 1879; repr., New York: Burt Franklin, 1970, p. 86.

2) The Armenian Rebellion of the 1720s and the Threat of Genocidal Reprisal, Yerevan: Center for Policy Analysis at the American University of Armenia, 1997, pp. 7-9, (in English).

3) Historical-Architectural Monuments of Nagorno Karabakh. Hayastan, Yerevan, 1988, pp. 25-27 (in Russian); Hravard H. Hakobian. The Medieval Art of Artsakh. Parberakan, Yerevan, 1991, pp. 68-81, (in English); Boris Baratov. A Journey to Karabakh: Paradise Laid Waste. Lingvist Publishers, Moscow, 1998, (in English); Hrair H. Khatcherian. Artsakh: a Photographic Journey. AAA Publishing House, 1997.

4) Turkic chronicle by Mirza Jamal Javanshir Qarabaghi, in George A. Bournoutian. A History of Qarabagh: an Annotated Translation of Mirza Jamal Javanshir Qarabaghi’s Tarikh-e Qarabagh, CA: Mazda Publishers, 1994.

5) Diverse literatuur uit Armeense kringen, de Almanakken, Zuid Afrikaanse studie over Tokai Manor, diverse lectuur uit India Calcutta waar onder The First Armenians in India van Mesrob Jacob Seth, Calcutta 1937.

6) Notariële aktes (Nederland) uitgegeven in verband met nalatenschappen.

7) Het archief van wijlen mijn oudoom Armen Joseph (deels nu in bezit van het Nationaal Archief.)

8) De archieven van het Catolicos Centrum te Yerevan Armenië namelijk Echmyazin Klooster.

9) De archieven van het KB.nl

10) Armeense wetenschappelijke sites op het internet.

11) Een prive uitgave op genealogisch gebied van de fam. Andreas.

12) Een 120-tal particuliere brieven in het archief van het CBG te Den Haag, afkomstig van Armenianen te Calcutta, Madras en Batavia. De brieven zijn opgesteld in klassiek Armeens uit de tijden eind 18de en begin 19de eeuw. De betrokken en aan elkaar gerelateerde families die in de brieven worden genoemd zijn: Johannes, Manuk, Jordan Johannes, Gasper, Arathoon, Wooskan (Voskan), Shamier, Galstaun (Galestin), Hacobian, Satoer, Minas, Ter Andreas (Ter = religieuze titel) en verhalen over hun familie betrekkingen alsmede hun handelszaken te Batavia, Tranquebar, Singapore, Calcutta, Bencoolen, Basra, Canton China, Pulau Penang (tegenwoordig vakantie eiland te Malaysia), Malacca.

 

Ad 7) Hierboven genoemd; Ten dele het archief van wijlen mijn oom Armen Joseph. Hij vertelde me niets uit zijn eigen. Hij liet me aanmodderen en zei enkel als ik hem wat voorlegde wat ik meende te hebben gevonden: “Goed” of “Niet goed”. Gebruik je hart zei hij dan als ik fout zat. Dat heeft wel zeker een tien keren geduurd en toen was ik het zat en dacht: Goed oom Armen, ik zal je wat laten zien; zonder stukjes vooraf goed te laten keuren…. Ik maakte toen een summary waar ik circa 3 maanden mee bezig was en stuurde mijn werkstuk naar hem toe, toen ik meende dat het klaar was;  ik kreeg onderstaande brief van hem terug. Getekend: je oom Armen Joseph….. De inhoud spreekt voor zich zelf en ik ben er best trots op en vooral de zin: “Een geleerde zou je niet na kunnen bootsen ! ” …En dat geachte lezers doet me goed, want er is een “geleerde” die me ooit betichtte van het feit, dat ik geen bronnen had genoemd, daar waar ik het WEL had gedaan, maar de “geleerde” niet verder keek, dan zijn neus lang was.(Het betreft een andere research van me: Engelsen op Java.)…Oom Armen, hij was mijn beste leermeester ooit en ik dank hem uit de grond van mijn hart.

 

 

Voor hen die geinteresseerd zijn in de meer wetenschappelijke benadering over Agha Hovsep oftewel Joseph Johannes oftewel Hovsep Hovhanes Amirkhan:

Een serie artikelen geschreven door Khachatur Dadayan voor www.irates.am in de Armeense taal, maar er bestaat een Google Translate toch. Alleen voor werkelijk geïnteresseerden, niet voor pasar malam en kumpulan struiners en sateetjes (wat een bloedwoord is dit toch. Het is SATEH.) verorberaars.

Deel 1: http://www.irates.am/hy/1437084153   (Het begin van de serie naar aanleiding van een paar historische documenten geschreven door een neef van Joseph Johannes.)

Deel 2: http://www.irates.am/hy/1437719930

Deel 3: http://www.irates.am/hy/1438328976   (Iets over mezelf onder andere.)

Deel 4: http://www.irates.am/hy/1441693618   (De financiering van Nederland in de Java oorlog tegen Prins Dipanegara)

Deel 5: http://www.irates.am/hy/1441957704

Deel 6: http://www.irates.am/hy/1442523999

En zie verder het menu links.

 

Aanvulling 15 dec 2016. Een kleine annekdote.

Hoe zaken werden gedaan in die goeie ouwe tijd van begin jaren 1800 daar op Java. / How business was done in good ol’days at Java.

Onderstaande foto zal het merendeel van de lezers geen bal zeggen, maar destemeer hecht ik grote waarde aan dit beeld van De Grote Postweg van Semarang naar Oenarang genomen in 1911.

This picture means nothing to almost all viewers. It shows a part of “De Grote Postweg” from Semarang to Oenarang as taken in 1911.

For me however, it means a lot, a huge lot, a super huge lot.

 

Omdat een eeuw eerder in 1811 op deze weg een koets reed met 2 passagiers erin en een koetsier en de koets werd begeleid door een troep soldaten te paard.
Because 100 years earlier in 1811, a coach was driving on this road. The coach was guided and guarded by horsemen soldiers.
The coach was carrying 2 passengers and a coachman.
Een der passagiers en tevens eigenaar van de koets was Agha Hovsep Hovhannes Amirkhan (volgens de Nederlandse documentatie genoemd Joseph Johannes.) en de andere passagier was zijn gast en zakenrelatie De waarnemend Resident en Secretaris van Semarang (1811-1816) Alexander Loudon. (Hij was tevens Resident van Banyuwangi en zee officier van de Engelse vloot onder leiding van Admiraal Sir Robert Stopfort en daarnaast grootgrond bezitter en administrateur in de suiker en indigo cultuur. De heer Alexander Loudon was geboren in Tannadice Parish Schotland op 20 november 1789 en bij KB nummer 107 d.d. 17 september 1824 genaturaliseerd tot Nederlander.
One of the passengers – owner of the coach – was called Agha Hovsep Hovhannes Amirkhan (According the Dutch he was called Joseph Johannes) and the other passenger was his guest and business relation The Secretary and Temporal Resident of Semarang (1811-1816) Mr. Alexander Loudon. (He was also the Resident of Banyuwangi, Naval Officer at the fleet of Sir Robert Stopfort at Java and administrator Sugar and Indigo Culture.)
Mr. Alexander Loudon was born Tannadice Parish Scotland on 20 November 1789 and by Royal Degree naturalised to Dutch citizenship on 17 September 1824 No.107.
 
De conversatie in de koets tussen beide heren zou een standaard gesprek geweest kunnen zijn, ware het niet…..
It could had been a standard routine conversation between the 2 men sitting in that coach…It could have been……
 
Want het gesprek was eigenlijk een afleiding voor iets geheel anders….
However, the business talk was covering something else…..
De koets had namelijk banken die opklapbare zittingen hadden en onder de zittingen was ruimte voor lading of koffers of wat dan ook eventueel meevervoerd kon worden.
The coach had in fact banks which had folding seats and under the seats was room for cargo or luggage or whatever could be carried along.
Agha Hovsep Hovhannes Amirkhan was een slimme handelsman en – gebruik makend van het feit – dat zijn medepassagier een belangrijke bestuurlijke functie had – waren de ruimtes onder de zittingen in de banken tot de nok toe gevuld met gesmokkelde opium (amfioen) en geen een controle post zou het wagen om de koets aan te houden en te inspecteren.
Agha Hovsep Hovhannes Amir Khan was a clever salesman and – using the fact – that his fellow passenger had an important administrative function – the spaces under the seats in the banks were increased to the brim with smuggled opium (amfioen) and not one checkpoint would dare to hold the carriage and inspect.

Jaren later vanaf 1820 – 1826 verwierf Agha Hovsep Hovhannes Amirkhan het monopolie van de opium regie van productie, vervoer tot en met distributie aan toe en had hij geen smokkel handelingen meer nodig om tot zijn grote vemogen te komen.

Years later, from 1820 – 1826 Hovsep Hovhannes Agha Khan acquired the monopoly of opium direction of production, transportation and distribution to that and he had no smuggling operations needed to achieve his great wealth.

 

En passant werd er tijdens de rit nog wel zakelijk één en ander besproken tussen beide heren en wel het feit, dat er nog een schuld open stond die de Engelsen hadden aan Agha Hovsep Hovhannes Amirkhan. Deze schuld betrof een deel van de financiering van de oorlog van de Engelsen tegen de Nederlanders me betrekking tot Java (Engels beheer 1810-1815), maar die schuldkwestie werd tijdens het rijden al snel opgelost.
During the ride of course some business deals were discussed and one of the matters was an outstanding amount which the English owned to Agha Hovsep. It was the financing of the the English war against the Dutch (English rule at Java 1810-1815) but this matter was quickly solved during the ride.
Saillant detail: Middels huwelijk en dergelijke waren beide heren tot in de 11 graad aan elkaar gerelateerd.
Salient detail: By marriage of descendants both gentlemen became related to each other up to the 11th Degree.
Als bomen konden vertellen… / What if trees could speak…. En de berg op de achtergrond keek toe op beide heren / The mountain on the background looked down on both gentlemen….

Agha Hovsep…he was my great great grandfather…what a Great Son of Armenia he was. His goal: Making money for Artsakh !!!

Einde aanvulling annekdote 15 dec 2016.
Terug naar boven