Een hommage aan Johan Coenradus Boers; hij was de vader van mijn grootvader Julius Boers. Op de pagina Mijn Voorouders heb ik reeds deels iets over Johan Coenradus Boers vermeld.
Waarom een extra stukje extra pagina over mijn overgrootvader? Niet enkel, omdat hij befaamd was, maar ook omdat (zie einde van deze pagina) ik als extra een kleine uitleg heb gegeven naar een binding met Indië en met name Pekalongan en de Batik kunst.
Johan Coenradus Boers (ook wel genoemd Jan Coenrades Boers) is geboren te Nijmegen op 4 aug 1812 en gestorven op 01 nov 1896 te Delft. Ik heb getracht te achterhalen waar het gezin te Nijmegen woonde. De straatnamen heb ik op kunnen sporen, doch de huizen zelf niet meer. Nijmegen werd immers een prooi van de 2de wereldoorlog in 1944.
Het gezin woonde onder andere in de Korte Burgstraat en de Smitstraat vlakbij de Stevenskerk in het oude centrum. Helaas, dat waren vervlogen tijden wat betreft het stadsgezicht.
Saillant detail: Beide genoemde straten werden opgericht in 1812 en overopa werd geboren in 1812. Zijn ouders Frederic en Catharina Elisabeth Göckmer woonden in het huis waar het gezin van overopa ook woonde. Korte Brugstraat. Over over oma Catharina Elisabeth overleed in 182 in dit huis en het gezin van over opa Johan trok in 1853 uit dit huis en vertrok naar de Smitstraat. Wellicht was dit huis groter, want overopa Johan had zijn muziek instrumenten verzameling en dat vrat ruimte, héél véél ruimte… Ik zou haast denken, dat overopa zowat alle kamers in beslag nam en dat de kindertjes bij elkaar opgepropt werden, want muziek was overopa’s alles en heilig.
Hij behoorde in zijn tijd tot één der grootste componisten annex muziekkenners (nee, geen hiphop of dergelijke rampestampboemboemkwatsch waar sommige automobilisten helemaal dol en gek van zijn en geworden…dat verschijnsel zullen jullie vast en zeker wel eens bij verkeerslichten gehoord hebben) en deze hommage is geschreven door W.F.G. Nicolaï, collega, vriend en tijdgenoot van Johan Coenradus Boers. Daar waar nodig heb ik aanvullingen c.q. correcties toegepast of bemerkingen gemaakt. Af en toe zit er in de tekst een “raar” tekentje of iets dergelijks; dat komt doordat mijn OCR software niet 100% feilloos zijn best doet. Maar het mag de pret toch niet deren en lees er maar overheen.
Onderstaande hommage schreef Nicolai ter gelegenheid van de 80ste verjaardag van Johan Coenradus Boers en in de hommage is zowat het hele kunstenaarsleven van Johan omschreven.
(Dit ter informatie voor geïnteresseerden in de klassieke muziek. Dus pertinent zal men geen keroncong of C&W en ook geen ghollaanse smartlappen kommentaar hierin vinden. Maar heb je interesse in Neerlands 19de eeuw kunstenaars, dan raad ik je het aan dit te lezen.)
Foto onder: mijn overgrootvader Johan Coenradus Boers geboren uit een Nederlandse vader (Frederic Boers *5 april 1789 en + 28 jan 1875 te Nijmegen en een Duitse moeder Catarine Elisabeth Göckmer *24 juli 1778 en + 18 juni 1852 te Nijmegen). Frederic vernoemde zijn zoon Johan Coenradus naar zijn stiefvader Coenradus van Dooren, die op 1 sept 1805 te Nijmegen huwde met zijn moeder Maria Helena Gerlach. Frederic’s vader Jaques Boers stierf toen Frederic 16 jaar oud was en zijn stiefvader Coenradus van Dooren was Majoor 2de Halve Infanterie van de Bataafse Armee.
Één van zijn zonen – mijn grootvader Julius huwde o.a. 2 zussen (en werd van beiden weduwnaar), Armeense dames met Duits bloed van moeders kant – en één der zonen van mijn grootvader Julius – namelijk Theodoor Marie Cornelis – mijn vader – huwde een Indische dame genaamd Beatrix ten Cate. (Opa’s oudste zoon Woillem Egbert huwde ook met een Indische dame, dochter van notaris Boelen en geheten Pauline Constance.)
Daarom ben ik dus een mengeltje van Nederlands – Duits – Madurees – Javaans en Armeniaans bloed; daarom eet ik mijn rijst en sayur lodeh altijd samen met een Wiener Schnitzel en een Jägerschnitzel sausje en daarom drink ik geen rozenstroop maar Alpmilch aus Süd Deutschland… oh, daarom heb ik dus altijd last van mijn ingewanden ….. payah dese. Overigens; de naam van de schilder van het doek hieronder moet zijn ADOLF LE COMTE EN NIET COMPE.
Op 19 juni 2018 kreeg ik een digitaal kopie van mevr. Drs. Lidy Thijsse – voormalig directeur en conservator van het museum Paul Tetar van Elven te Delft – van het hieronder getoonde schilderij van overopa Boers, geschilderd door Menso Kamerlingh Onnes (*25-2-1860 Brussel + 29-9-1925 Oegstgeest) in 1887.
Menso was de broer van Nobel prijs winnaar Heiko Kamerlingh Onnes. (Vloeibaar helium)
Mijn dank aan mevr. Drs. Lidy Thijsse. Het schilderij is te zien in het museum gelegen aan de Koornmarkt 67 te Delft. Belangstellende bezoekers-sters zijn te allen tijde welkom. Zie www.tetar.nl
Zie verder ook de aanvullingen per 8 aug 2018 onderaan deze pagina.
Het verhaal van Nicolaï over mijn overgrootvader Johan Coenradus Boers:
In volkomen frischheid van geest en lichamelijken welstand zijn tachtigsten geboortedag te vieren, — ziedaar een voorrecht, dat slechts aan zeer weinige menschenkinderen te beurt valt !
Nu dit op 4 Augustus 1892 met Jan Coenrades Boers, den Nestor der Nederlandsche toonkunstenaren het geval is geweest, en men van dien dag een blijden feestdag heeft gemaakt, wijden wij met groote ingenomenheid aan dien hooggewaardeerden toondichter de volgende regelen.
Boers werd op 4 Augustus 1812 te Nijmegen geboren. Zijn vader, Frederik Boers, was zelf een zeer verdienstelijk violist en guitaarspeler, en dreef aldaar een handel in muziekinstrumenten; zijne moeder, Elisabeth Göckmer geheeten, was, zooals de naam reeds aanduidt, van Duitsche afkomst.
Gelijk dat met alle in waarheid begaafden het geval is, toonde ook Boers reeds op zeer jeugdigen leeftijd zijn bizonderen aanleg voor de toonkunst. Nadat hij van zijn vader het eerste onderricht in de muziek had genoten en zich op het bespelen van de viool en de fluit had toegelegd, was hij, nauwelijks tien jaren oud, reeds in staat om zich in zijne vaderstad als solist op die instrumenten te doen hooren. Laat hierbij aanstonds vermeld zijn, dat Boers aan de verwachtingen in zijne jeugd opgewekt, gedurende zijn gansche volgend leven getrouw is gebleven. Immers hij was nog op 75-jarigen leeftijd ten volle in staat als solist op te treden, gelijk hij bewees op eene „uitvoering van de Mannenzangvereeniging** te Delft, die op 13 April 1888 plaats vond.
In 1828 werd Boers door zijn vader gezonden naar de, een jaar te voren te *s-Gravenhage opgerichte Koninklijke Muziekschool, waar men op de allereerste Inschrijvingslijst zijn naam met dien van Jan Verhulst bijna bovenaan geplaatst vindt. Hij had toen den leeftijd van 15 jaar bereikt en genoot van den voortreffelijken Directeur J. H. Lübeck onderricht op de viool, — in de leer der compositie van den zonderlingen, om niet te zeggen excentrieken, F. Volcke, wiens Harmonieleer als een curiosum onder de aandacht der muziekkenners verdiende gebracht te worden.
Aangezien Boers in de ouderlijke woning door zijn niet onbemiddelden vader in de gelegenheid was gesteld, om zich ten behoeve van zijne studiën de beste Duitsche en Fransche theoretische werken aan te schaffen, kwam hij behoorlijk voorbereid in den Haag aan en werd al spoedig door zijn leermeester (Volcke) gebruikt, om diens verward systeem aan de medeleerlingen duidelijk te maken.
Volcke-foto onder.
Met deze knapen had Boers veel moeite, aangezien het aanleéren der theorie toen — en nog langen tijd daarna — als „overbodig” of als „tijdverlies” werd beschouwd ; men legde zich schier uitsluitend op het practische gedeelte der muziekstudie toe.
Na het overlijden van Volcke kwam Boers ook voor de theorie- en compositieleer onder leiding van Lübeck en maakte hij verbazend snelle vorderingen, gelijk bleek uit een „Onze Vader” in dien tijd door hem gecomponeerd, welk werk, aan Koning Willem I voorgelegd, zoozeer diens goedkeuring mocht wegdragen, dat de Vorst den jeugdigen musicus eene gratificatie ter aanmoediging deed toekomen.
Boers werd met een zeer eervol Diploma, gedateerd 18 Februari 1831, als leerling der Koninklijke Muziekschool ontslagen.
Koning Willem I had reeds vroeger zijne belangstelling in de muziek getoond door het oprichten in 1822, van eene kleine Kapel, welke later onder den titel van „Hofkapel” de belangrijkste dienstenbewees ten opzichte van de muzikale ontwikkeling der Haagsche bevolking en waardoor — zooals „ Amphion”, een tijdschrift voor vrienden en beoefenaars der Toonkunst in haar jaargang” (1822, blz. 30) schreef — een gunstige naijver onder de kunstenaars moest worden opgewekt door de aanstelling van verdienstelijke mannen als leden dier Kapel.
Al spoedig werden Boers en zijn vriend Verhulst, in de Hofkapel onder de eerste violisten geplaatst. Zijn van nature scherpzinnige geest en zijne aangeboren vroolijkheid, die zich reeds hadden geopenbaard gedurende zijne leerjaren aan de Koninklijke Muziekschool, vonden een ruim veld in het orkest der Koninklijke Hofkapel, waar de eerste plaatsen te dien tijde grootendeels, zoo niet uitsluitend, aan Duitschers waren toegewezen!
Als in later tijd de herinnering aan die dagen zich bij hem verlevendigde en hij, hetzij alleen, hetzij in gezelschap van Verhulst, vertelde van de guitenstreken door beiden toen uitgehaald, ontrolde zich voor de toehoorders steeds een vermakelijk beeld van humor en geest, — soms ook weleens van ondeugendheid.
Opmerkelijk is het, dat bij Boers, evenals bij Verhulst, in zijne composities van die uitgelatenheid, van die vroolijkheid weinig te be- speuren valt. Wat meermalen is opgemerkt geworden, namelijk dat zij, die in het dagelijksch leven onder de meest opgewekte, joviale, onder- houdendste personen te rekenen zijn, in hunne werken tot de ern- stigste, om niet te zeggen droefgeestigste, melancholiekste behooren, zag men ook bij Boers ten deele bevestigd.
In de jaren 1831 tot 1833 was Boers verbonden aan het Rotterdamsche tooneelgezelschap van Hoedt en Bingley, die het voornemen koesterden ook Operetten te doen opvoeren, welk plan echter, bij gebrek aan zangers der Nederlandsche taal machtig, niet kon verwezenlijkt worden.
Bij de gebrekkige vervoermiddelen waarover men toen kon beschikken, was Boers meermalen verplicht de reis naar Rotterdam, gewapend met zijn vioolkistje, te voet af te leggen. (Nijmegen – Rotterdam !!!!!) Doe het hem maar na !!!
Toen men eenmaal bij uitzondering per as den tocht maakte, overkwam hem het ongeval, op Nieuwjaarsdag 1834, dat het rijtuig dicht bij het nog bestaande logement „De Zwet** omsloeg, ten gevolge waarvan Boers beide benen brak. Gelukkig heeft dit ongeval geen nadeelige gevolgen voor hem gehad ; immers de statige, flinke man bewoog zich steeds met groot gemak, tot zelfs nu op zijn hoogen leeftijd. (De geschiedenis herhaalt zich, want zoon Frederik = Frits, botste op hoge leeftijd tegen een koets en brak ook zijn botten.)
In 1837 werd hem door den heer Duvemoy, directeur der Fransche Opera te *s-Gravenhage, bij het plotseling vertrek van den zeer onkundigen orkestmeester, dien hij in zijn dienst genomen had, diens betrekking aangeboden.
De toenmalige Hofmaarschalk (Baron Huyssen van Kattendijke), die met het opperbestuur der Koninklijke Kapel belast was, weigerde evenwel deze overeenkomst te bekrachtigen, op grond — voorwaar eene zeer zonderlinge reden — dat het ongepast zou zijn als een gewezen kweekeling der Muziekschool als 1-ste orkestmeester het gezag over oudere meesters zou voeren.
Door deze klein geestige handeling ten zeerste gegriefd en in zijne plannen gedwarsboomd, vroeg Boers ontslag als lid der Koninklijke Kapel, hetwelk hem werd geweigerd.
Des ondanks verliet Boers Den Haag en begaf zich met zijne echtgenoote naar Parijs. Hij was inmiddels te ‘s-Gravenhage gehuwd met mejuffrouw Johanna Juliana Nijssen, geboren te Heerlen in Juli van 1812, eene voortreffelijke huisvrouw, die hem met trouwe liefde en hartelijke zorg tot aan haar dood — zij stierf 22 Juli 1874 te Delft —ter zijde stond.
Thans vinden wij dus Boers te Parijs, waar hij zich al aanstonds in betrekking stelde met zijn vroegeren chef aan de Fransche Opera, den hier gunstig bekenden Charles Hanssens, denzelfde van wien Verhulst met zooveel achting en waardeering in zijne brieven gewag maakt en van wien deze onderricht ontving.
Hanssens, die in Den Haag van den Intendant der Fransche Opera soortgelijke ondervindingen als Boers had opgedaan, trok zich diens lot onmiddellijk aan en gaf hem in zijn orkest — hij was orkest- directeur van het te Parijs opgerichte Casino-Paganini, — eene voordeelige plaats als solo-altviolist.
Ook Verhulst had zich omstreeks dien tijd naar Parijs begeven en alleraardigst was het verhaal van de ontmoeting der beide vrienden, die van elkaars aanwezigheid te Parijs niets wisten, in den Cour rue Cléry, waar beiden naar de woning zochten van den kunstschilder Cornignon (of Cornillon), dien zij in Den Haag hadden leren kennen, en wiens vader „Correspondent de Théatre’* was.
Het Casino-Paganini ging echter na eenigen tijd te niet, waarop Boers overging bij het orkest der Valentino-concerten. Den tijd, welke hem beschikbaar bleef, besteedde hij met het geven van lessen in theorie en contrapunt, terwijl de firma Richault, zooals bekend is een der eerste muziekuitgevers te Parijs, hem tot corrector der proeven van de bij haar uit te geven werken aanstelde.
Boers verliet Parijs in 1839 en trok toen naar Metz, waar hem, wederom door bemiddeling van den hierboven genoemden correspondent, den heer Cornillon, de betrekking was aangeboden van orkest-directeur in het Théatre aldaar, welke meer met zijne neigingen en talenten strookte dan de werkzaamheden als corrector.
Terzelfdertijd werd hij uitgenoodigd het directeurschap te aanvaarden over een opera-gezelschap, dat van Frankrijk naar Nieuw-Orleans in de Vereenigde Staten van Noord -Amerika zou vertrekken.
Wel gevoelde Boers lust om dezen tocht te ondernemen, doch een brandbrief zijner moeder hield hem daarvan terug. Gelukkig ! Want het paketfregat, waarmede het geheele opera-personeel de reis had ondernomen, verging met man en muis….. (Met andere woorden: Als mijn overgrootvader de tocht wel had gemaakt, dan hadden jullie – lezerspubliek – deze website nooit gelezen…. )
Lang duurde het verblijf van Boers te Metz evenwel niet; hoofdzakelijk op verlangen van zijne vrouw keerde hij naar Nederland terug en in 1841 bevond hij zich te Nijmegen, zijne vaderstad, waar hij spoedig de ziel werd der muzikale beweging.
Als mensch algemeen geacht, door zijn opgewekt, geestig karakter steeds welkom in iederen kring, werd zijn invloed weldra merkbaar in al wat er op muzikaal gebied voorviel.
Nijmegen’s jeugd vond in hem een uitstekenden leermeester ; in haar gemoed ging de bezieling over van den beminden leeraar, wiens onderwijs, zonder de techniek voorbij te zien, vooral gericht was op het aesthetische, op den geestigen inhoud van de werken der grootmeesters, voor welke Boers eene tot aanbidding grenzende vereering koesterde.
Men moest hem van ,Sint** Schubert of over Beethoven, Haydn en Mozart hooren spreken, om weldra op te merken, hoe hij met geheel zijne ziel aan hunne werken gehecht was. Menigmaal gebeurde het, althans in later jaren, dat zijne oogen vochtig werden als hij, bij groote muziekfeesten, een Schöpfung van Haydn, of eene der Symphonieën van Beethoven dirigeerde !
Hoe leerzaam waren zijne gesprekken, als hij de innerlijke muzikale waarde der werken van een der genoemden in het licht stelde! Hoe bleek dan tevens zijne omvattende kennis van de verwante zusterkunsten!
Geen dichter van naam uit Duitschland, Frankrijk, Engeland, enz. was hem onbekend; hij wist over de voornaamste hunner scheppingen niet oppervlakkig, maar grondig te spreken.
Evenzoo was dit het geval met de kunstgewrochten van schilders en beeldhouwers uit vroeger en later tijd. De omgang met mannen als Jan Bosboom, Ch. Rochussen, Nuijen, Waldorp, Verveer, Stroebel en vele anderen zijner tijdgenooten in het Hofje van Nieuwkoop oefende op zijne kennis dienaangaande een machtigen invloed uit, en de trouwe vriendschap, die er tusschen hem en Verhulst bestond en tot het einde van diens leven bleef bestaan, droeg tot het opgewekte innerlijk leven, dat beiden steeds kenmerkte, niet weinig bij.
Hoe innig Boers aan Verhulst gehecht was, bleek op den avond van 14 Januari 1891 toen op het 70-ste Toekomst-concert (waar, onder leiding van schrijver dezes, een werk van beide Nederlandsche toondichters werd uitgevoerd) de tijding tot hem kwam, dat Verhulst door ongesteldheid — de voorbode van zijn dood — belet werd tegenwoordig te zijn!
De zoogenaamde „officieele” betrekkingen, welke Boers te Nijmegen bekleedde, waren die van directeur van een Harmonie-korps en van de zangvereeniging „Caecilia”; maar hij was vooral als componist ijverig werkzaam, gelijk uit de navolgende opgaaf zal blijken.
Boers componeerde toen en later de volgende, meest allen zeer belangrijke werken:
- Ouverture Nº. 1, in f. Nijmegen 1840.
- Ouverture Nº. 2: Choral-ouverture. Nijmegen, Juli 1841.
- Ouvertures Nº. 3 en Nº. 4. Nijmegen 1843.
- Grabgesang (gedicht van W. Haüff), voor mannenkoor met koper en pauken. Nijmegen 14 Juni 1846.
- Radboud (gedicht van Lodewijk Mulder), voor mannenkoor, solo’s en harmonie-orkest. 1849.
- Der Liebe Leichenbegegniss (gedicht van H. Heine) Nijmegen, 28 Mei 1851.
- Die Rosé, die Lilie, u. s. w. (gedicht van H. Heine). Lied voor een stem en piano. Nijmegen, 21 Maart 1852.
- Sehnsucht der Liebe, van Th. Körner. Nijmegen, 16 Mei 1852.
- Dank und Bitte, van F. de la Motte Fouqué. Nijmegen, 3 Juni 1852.
- Ständchen van Reineck. Nijmegen, 6 Juni 1852.
- Psalm 128 : „ Welgelukzalig is een iegelijk, voor sopraansolo, gemengd koor en orkest, gecomponeerd voor de huwelijksinzegening van mej. M. Beijerman, uitgevoerd 30 April te Nijmegen, 1852.
- Andante (Grafmuziek), voor mannenstemmen met koper (2 hoorns, 2 trompetten, 2 cornets-à-pistons, 3 bazuinen, tuba, ophicleïde en roffeltrom). Nijmegen, 2 Juli 1852.
- Andenken, Lied van F. von Matthisson. Nijmegen, 31 October 1852.
- Lehn deine Wang van H, Heine, Nijmegen, 21 Maart 1852.
- Mein süsses Lieb wenn Du im Grab, van H. Heine. Nijmegen 21 Maart 1852.
- Mein Herz ist schwer, van F. Freiligrath naar R. Burns. Nijmegen, 28 Maart 1853.
- Du liebst mich wohl, van A. von Chamisso. Nijmegen, 11 November 1853.
- Lied van Anna Ampt. voor sopraan met hoorn en piano. Nijmegen, 23 Juni 1853, geschreven voor zijn vriend en leerling wijlen den heer Herman Vigelius.
- Frauenliebe, van Louise von Plönnies, 27 Februari 1858.
- Aan eene bruid, van Nic. Beets. Delft 1858.
- Hoifnung, Gedicht von Sonnenberg. Delft, 1 Mei 1860.
- Mit deinen blauen Augen, van H. Heine. Delft, 19 Januari 1860.
- Waar liefde woont gebiedt de Heer zijn zegen, Delft 6 Maart 1861.
- Ouverture in Es (vermoedelijk Nº 5), Delft. 1 Mei 1862 („geëindigd 1 groene Mei 1862″, staat er in het manuscript).
- Treurmarsch voor harmonie- (later ook voor strijk-) orkest. Delft, 10 Maart 1865; gecomponeerd voor de begrafenis van Hare Majesteit Anna Paulowna.
- Ouverture voor orkest (in C). Uitgevoerd te Delft, 14 December 1866.
- Feestinleiding over het volkslied „Wilhelmus van Nassouen,” voor orkest en koor (voor het eerst uitgevoerd op een concert in de Oude-Kerk te Delft ten voordeele van het Roode Kruis). Delft, 1870.
- Ouverture „Noviomagum”, in D, geëindigd te Delft 2 Januari 1878 (geschreven op een koraal uit het Gezangboek zijner moeder).
- Intermezzo voor orkest. Delft.
Werken uit verschillende tydperken van Boers’ leven.
- Symphonie, bekroond met eene premie door de Maatschappij tot bevordering der toonkunst, onder toezegging van eene geldelijke ondersteuning als Boers dit werk zou willen uitgeven (van welk aanbod de componist evenwel geen gebruik heeft gemaakt). 1835.
- ’s Konings verjaardag, van W. J. Keller, voor zang met begeleiding van piano en guitaar. Nijmegen, 24 Augustus 1836 (uitgegeven bij P. Boers te Nijmegen). (Ik heb getracht uit te vogelen wie deze P. Boers was, doch vond geen aanknopingspunten in de familiesfeer tot Johan Coenradus Boers.)
- Le Page, paroles de M. Mélesville. Uitgegeven te ‘s-Gravenhage bij de Gebroeders van Lier.
- Standchen, gedicht van J. W. L. Gleim, voor 4 mannenstemmen. Uitgegeven in het Album van het muzikaal tijdschrift Caecilia.
- An die Heilige Caecïlia van L. Robert, voor mannenkoor. Uitgegeven bij Boshart te ‘s-Gravenhage.
- Der König von Thule, van J. W. von Goethe, voor een stem met piano. Uitgegeven als voren.
- Des Heeren huis, van J. P. Heije, voor mannenkoor (oorspronkelijk met hoorns, bazuinen en pauken), en
- Sterven, van J. P. Heije, voor mannenkoor. Dit en het voorgaande te zamen uitgegeven in een „Album voor mannenkoor” (beide staan in Hollands Orpheus, maar zijn niet weder herdrukt).
- Scherzo voor orkest, ontleend aan de 2de (onvoltooide) Symphonie in Bes.
- Meidrank en andere kleine mannenkoren met of zonder begeleiding.
- Concert voor viool met orkestbegeleiding.
- Introductie, thema en variatiën over „ Wien Neerlandsch bloed’ voor viool met begeleiding van kwartet.
Eene groote menigte arrangementen voor Harmonie-muziek zooals :
- Beethoven: 2-de Symphonie, Adagio 4-de Symphonie, de 5-de, de 1-ste Allegro uit de Pastoraal Symphonie (no. 6), de 7-de, de 8-ste en (gedeeltelijk) de 9-de Symphonie ; Ouvertures : Egmont, Fidelio ; de twee Viool -Romances; het Adagio uit het Septuor; Scherzo uit de Sonate in F ; idem in cis ; Variaties uit het klarinet-trio.
- Handel : Aria.
- Bach: Aria (uit de Suite in D).
- Haydn: Adagio uit de Symphonie in C ; idem in Bes ; idem uit : De schepping ; Andante uit de 5-de Symphonie ; 3 Menuetten.
- Gluck: Ouverture en Aria uit Iphigénie ; Aria uit Orfeo ; idem uit Paride.
- Méhul: Ouverture Le jeune Henri ; Ouverture Joseph.
- Mozart: Ouverture Don Juan ; Aria’s uit Figaro en Zauberflöte ; Adagio uit eene Sonate ; Marsch ; Menuetten uit het Divertimento voor strijkkwintet en 2 hoorns.
- Spohr: Adagio ; Vioolconcert (Gesang-scène) voor klarinet.
- Cherubini: Ouverture Anacreon (Februari 1867).
- Weber: Ouvertures Freischütz ; Oberon ; Euryanthe ; Beherrscher der Geister; Jubelouverture. — Auifordering zum Tanz (1864.)
- Mendelssohn: Ouverture Athalia. Jager Abschied. Bacchus-Chor aus Antigone.
- Reissiger: Ouverture Yelva ; Scherzo 1-ste Symphonie.
- Lindpaintner: Ouvorturo VampjT (Oct. 1865).
- Rossini: Ouverture La gazza ladra (Dec. 1865).
- Chopin: Treurmarsch.
- Wagner: Ouverture Tannhauser.
- Bach-Gounod: Aria [1-ste Prélude].
- Snabel: Psalm voor mannenkoor, geïnstumenteerd met klein orkest.
- Klein: Auferstehen; geïnstrumenteerd met koper en pauken.
- klein: Hymne „Herrlich ist Gott; geïnstrumenteerd met koper en pauken.
- Kücken: Normann’s Sang.
- Vele Psalmen en Gezangen van begeleiding met koperen instrumenten voorzien op verzoek van wijlen den heer J. A. Klerk voor het Lutherfeest en voor andere kerkelijke feesten.
Legt deze opsomming der door Boers gecomponeerde of gearrangeerde werken een welsprekend getuigenis af van ’s mans groote muzikale werkzaamheid, ook als schrijver is Boers veelvuldig opgetreden, niet met vluchtige dagblad-artikels, maar met doorwrochte opstellen in verschillende tijdschriften van naam.
Zoo vinden wij in het door dr. F. C. Kist geredigeerde muzikaal tijdschrift „Caecilia”, jaargang 1844, 45, 46, 47, 48, 49 en 50 allerbelangrijkste opstellen onder den titel: „Bouwstoffen tot eene Nederlandsche muzieklitteratuur” ; ook beoordeelingen schreef hij (b.v. in den jaargang 1845). Onder de Muziekbijlagen, welke bij dat tijdschrift van tijd tot tijd werden uitgegeven, vindt men in 1846 o.a. composities van Boers en Verhulst (blz. 252). Waarschijnlijk is dit, wat Boers betreft, het „Standchen” van Gleim voor mannenstemmen, hier boven in de Lijst zijner compositiën vermeld.
In den jaargang 1846 schreef hij o. m. eene ondeugende critiek op eene Fantaisie van Berlijn. In dien van 1847 schreef hij een stukje getiteld : „Geene muziekscholen meer** (blz. 150).
Behalve in de Caecilia schreef Boers in het „Conversations Lexicon” van Brockhaus én in het „Tijdschrift voor Noord-Nederlands muziekgeschiedenis”. Eene zeer belangrijke daad verrichtte Boers door de Nederlandsche bewerking (vertaling zou een te zwak woord zijn) van de oorspronkelijk in de Hoogduitsche taal geschreven :
Geïllustreerde Muziekgeschiedenis van E. Naumann, een werk dat door geheel Nederland zijn weg heeft gevonden en niet weinig den lust tot het beoefenen der muziekgeschiedenis in ons Vaderland heeft bevorderd.
Dat een man met zulke buitengewone gaven der „ Vereeniging voor Noord-Nederlands muziekgeschiedenis” de belangrijkste diensten zou kunnen bewijzen, werd spoedig ingezien ; door den Secretaris van genoemde Vereeniging, den hoogleeraar H. C. Rogge te Amsterdam, wordt mij dienaangaande het volgende geschreven:
„Zoolang dr. Heue leefde, de oprichter onzer Vereeniging in 1869, deed deze eigenlijk alles alleen. Vóór 1877, dus zoolang hij aan het hoofd stond, werden de bestuursleden buiten Amsterdam zelden geraadpleegd. Ik herinner mij uit dien tijd maar een paar jaarvergaderingen, waarin Heue ons verslag gaf van hetgeen hij deed en liet doen, en van den staat der kas. Notulen bestaan er uit die jaren niet.- Dit alleen weet ik, dat vooral Boers de belangrijkste bouwstoffen heeft saamgebracht, die in de „Bouwsteenen” zijn opgenomen. Na Heue stelde hij wel het meeste belang in het streven der Vereeniging.
Eerst sedert 1878 hadden er geregeld vergaderingen plaats, waarvan notulen zijn gehouden. Met Jhr. van Riemsdijk en Prof. Land is Boers sedert dien tijd de ziel der Vereeniging geweest. Zijne verbazend uitgebreide kennis op het gebied der muziekgeschiedenis kwam ons telkens te stade. Er is geen muziekwerk in de laatste jaren uitgegeven, waar over zijne stem niet is gehoord. Meer dan één handschrift is naar zijne wenken verbeterd, vóór het ter perse ging.
Hij zelf bewerkte vele oude compositiën, die hij uit Leidsche misboeken afschreef, of waarvan zijn leerling Eug. Thomas hem uit Bibliotheken te Weenen, of anderen uit de Bibliothèque nationale te Parijs, afschriften bezorgden. Ik noem alleen motetten van Obrecht en Clemens non Papa, die hij in partituur heeft gebracht. Ze berusten nog onder hem, om te gelegenertijd het licht te zien.
Twee malen vergaderden wij bij hem te Delft, bij welke gelegenheid ons een kijkje werd gegund in zijne rijke boekerij, waarvan hijzelf een catalogus bewerkte, en in zijne kostbare verzameling van oude muziekinstrumenten. Slechts een dier instrumenten, de „hommel” of „Noordsche balk”, heeft hij in ons Tijdschrift beschreven. (*). Hoe gaarne hadden wij meer artikelen van dien aard van hem ontvangen!
Summa sumtnarum: Boers is van- den aanvang een steunpilaar der Vereeniging geweest, een harer ijverigste en kundigste medewerkers.’*
Van de talrijke composities van den grijzen meester zijn slechts zeer enkele in druk verschenen. Het z.g. „groote publiek” heeft hem derhalve in zijne eigenlijke waarde niet leeren kennen, te minder omdat onze muziekdirecteuren er slechts zeer zelden toe overgingen de werken van landgenooten uit te voeren, zeer in tegenstelling met de producten van vreemdelingen, die soms gevraagd worden als ze nog in manuscript zijn. [Mij is de herinnering bijgebleven van de eerste uitvoering van een werk van Grade of Brahms, waartoe men de partijen uit Leipzig had laten komen, toen ze nog slechts in proef voorhanden waren.]
Zij, die kennis maakten met de orkest- en koorwerken van Boers hebben in hem een componist van groote oorspronkelijkheid ontdekt’. De maatschappij ‘De toekomst’ bezit een tweetal zijner Ouvertures, die, bij herhaling uitgevoerd, steeds een machtigen indruk bij de hoorders maakten en „begeestering’* bij de uitvoerders opwekten.
Er hadden zich verschillende Feestcommissies gevormd om dengevierden toonkunstenaar te huldigen:
- Eene Feest-commissie samengesteld ter aanbieding van het huldeblijk van vrienden en vereerders van den jubilaris, bestaande uit:
Mej. B. VAN Berckel; mevr. N. Brester — Verhey; mevr. C. J. La BOüCHERE — DB Bruyn Kops ; mevr. A. le Comte — Carbentüs; mevr. D. van der Horst— ’s Gravesande Guicherit; mevr. A. van Marken —Matthes; mevr. S. Offermans— van Hove (‘s-Gravenhage) ; mej. G. Overgauw Pennis; mevr. de wed. S. Vreede — van der Mandele. —De heeren: J. J. Bergansiüs; F. Coenen (Amsterdam); H. Gompertz (idem); S. van Groningen (‘s-Gravenhage),- M. A. C. Hartman (idem);A. Huet; J. P. N. Land (Leiden); ‘D. de Lange (Amsterdam); Leonard J. van Loenen (idem); L. A. van Meerten; W. F. G. Nicolaï (‘s-Gravenhage); G. Offermans; Jhr. F. van Reenen (Utrecht); J. A. Royer; A. J. Wetrens (Leiden).
- Eene Feestcommissie voor het Concert, bestaande uit de heeren :
- J. C. Van Marken, Voorzitter; P. van Berckel; A. le Comte ; H. Dros ;E. Gugel; M. A. C. Hartman; L. A. van Meerten; H. A. Ravenek; R. H. VAN Schaik; J. L. Schouten; R. de Kat Jr., Secr. -Penning meester,
- Eene commissie belast met de regeling van het Feest-Concert,bestaande uit de heeren:
- L. A. van Meerten; H. Dros en R. H. van Schaik.
- Commissarissen voor koor en orkest, de heeren:
- P. Boer; A. Hamburger; H. A. Ravenek; C. Struijck; Dr. W.F. van Vliet en P. H. de Wilde.
In den middag ontving de feestvierende deputatiën :
- uit het Bestuur van de Maatschappij „De Toekomst’ te *s Gravenhage, welke hem het Eerelidmaatschap aanbood;
- van de Vereeniging voorNoord-Nederlands Muziekgeschiedenis, welke hem, onder eene hartelijke toespraak van den Secretaris, een prachtig gecalligrapheerd huldeblijk overhandigde;
- uit het Bestuur der Delftsche „Mannenzangvereeniging” ;
- der Delftsche Afdeeling van de Maatschappij tot bev. der toonkunst;
- uit het Bestuur der Studenten-muziekvereeniging Apollo te Delft.
Reeds vroegtijdig had de Feestcommissie voor het Album hare opwachting gemaakt ; voor het Album, hadden honderden kunstbroeders uit Nederland, en enkelen uit den vreemde, hunne portretten gezonden endaarbij een stoffelijk blijk van sympathie en waardeering gevoegd.
Aan den avond van den feestdag had een Concert plaats, dat bizondere vermelding verdient, omdat het programma uitsluitend uit werken van Boers was samengesteld;
Het luidde aldus:
Feest-concert ter viering van den 80-sten verjaardag van den componist J. C. Boers (geboren te Nijmegen 4 Augustus 1812), te geven
op Donderdag den 4-den Augustus 1892, des avonds 7de ure, in hetgebouw „de Gemeenschap” in het Agnetapark te Delft, (*) met welwillende medewerking van: mej. A. Reddingiüs, concertzangeres uit Amsterdam, een koor van ruim honderd dames en heeren en het orkest van den heer W. Kes uit Amsterdam, directeur: de heer Fred. Boers. (Zijn jongste zoon ook wel Frits genoemd in de wandelgangen)
Programma, uitsluitend uit toonwerken van den heer J. C. Boers samengesteld.
- Ouverture in f, gecomponeerd te Nijmegen in 1840.
- Psalm voor sopraan-solo, gemengd koor en orkest, gecomponeerdte Nijmegen in 1852.
- Feest’inleiding over het volkslied: Wilhelmus van Nassoue voor orkest en koor, gecomponeerd te Delft in 1870.
- A. Aan eene bruid, van N. Beets, gecomponeerd in 1858 te Delft. 4B. Mit deinen blauen Augen, van H. Heine, gecomponeerd in 1860 te Delft. Liederen voor sopraan en pianobegeleiding: Heilig nachtuur van Anna Ampt, gecomponeerd te Nijmegen in 1853.
- Scherzo voor orkest (met viool-solo), gecomponeerd te Delft in 1842.
- Koraal-ouverture met koor, gecomponeerd te Nijmegen in 1841.
(*) In dit gebouw waren juist de schoollokalen voltooid, welke zóó zijn ingericht, dat alle wanden, deuren, enz. kunnen weggenomen worden, waardoor eene ruimte ontstaat geschikt voor de duizend toehoorders,benevens een flink en goedbezet orkest en gedurende de uitvoering fraaie kransen aangeboden door de Feest’commissie, door de Mannenzangvereeniging en door het Delftsche Dameskoor.
Het verheugt mij deze levensschets te kunnen besluiten met de mededeeling, dat ook van Regeeringswege de verdiensten van onzen Boers zijn erkend door zijne benoeming tot Bidder in de Orde van Oranje Nassau. (De onderscheiding werd 2x geweigerd door Johan Coenradus.)
‘s-Gravenhage, 31 Augustus 1892.
- F. G. NICOLAÏ.
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
Maar mijn overopa’s naam en faam scheen ook bekend geweest te zijn in de Joodse kringen van Nederland, want op 22 augustus 1862 werd de nieuwe Synagoge te Delft ingewijd en overopa scheen iets voor hen gedaan te hebben (misschien een lied gecomponeerd of zoiets ter gelegenheid van de inwijding), want hij werd beloond met een uniek exemplaar van … (Origineel in bezit van neef WP Boers)….zie foto’s onder.
Aanvullend kommentaar webmaster d.d. 23 juli 2023:
Recentelijk (2022) overleed mijn neef W.P. Boers die de glazen thuis in beheer had…. Het huis waar hij woonde werd leeggehaald door een daartoe gemachtigde (naam en toenaam mij bekend) en het leeghalen werd leeggehaald door een daartoe aangewezen bedrijf.
Navraag mijnerzijds waar de glazen – alsmede een Dayak hoed uit circa eind jaren 1880 alsmede een viool (favricage naam beginnend met een “S”, waar oom Frits op oefende thuis destijds – gebleven waren – werd beantwoord met: “Dit is ons onbekend en we weten er niets van. Volgens de leegruimer was de viool aan diggelen en rijp voor de sloop” werd mij toegefluister.” …. Juist ja, en gij geleuft dat?
(Ik heb kennis van het feit dat deze bedoelde artikelen in bezit waren van mijn neef W.P., aangezien hij mij dit mededeelde via email)
Mijn mening en conclusie:
- Of de daartoe gemachtigde wist inderdaad van niets en de historische waarde ervan en de bedoelde spullen zijn in de vullisbak terechtgekomen,
- Of de leegruimer aangewezen door de daartoe gemachtigde wist wat er voor historische waarde aanwezig was, hield zijn bek dicht en de bedoelde spullen zijn in de kunsthandel of iets dergelijks terecht gekomen.
Evenzo was er een doos met prive brieven en bescheiden van tante Pauline Boers-Boelen (oma van mijn neef W.P. Boers) welke via erflating aan mij diende overhandigd te worden en ook deze doos is mij onbekend wat er mee gebeurd is. ( Ik ken deze doos omdat ik in 2012 persoonlijk deze doos van neef W.P. kreeg en ik voorlopig de gift weigerde aangezien ik geen plaats had voor opslag en tijd had om het te onderzoeken en ik deze doos teruggaf aan neef W.P. met mededeling: Hou deze doos voorlopig bij de nog andere papieren e.d. ten huize van opa en oma Boers tot ik een seintje geef als tzt alle papieren / bescheiden en foto’s naar mij toe gaan of bij mijn berscheiden naar mijn dochter Larissa , hetgeen ook testamentair is vastgelegd).
Triest.
Einde aanvulling kommentaar 23 juli 2023.
Ik vraag me af in welke mate die jongens van Kunst en Kitsch van de TV zullen kwijlen, als ze dit uniek exemplaar voor hun snuffert te zien krijgen. Uniek is het zeker, want het is eenmalig gegraveerd voor mijn overopa. Wellicht zullen meerdere exemplaren destijds verstrekt zijn en wellicht elk exemplaar op unieke wijze voorzien van een gravure?
Om in de sfeer van kunst en dergelijke te blijven:
Het oudste kind en tevens oudste dochter (en zus van mijn grootvader) was Maria Elisabeth Julia Boers, geboren 9 jan 1835 te Nijmegen en gestorven te Den Haag op 21 april 1921. Zij was zangeres van beroep en huwde op 3 juni 1868 de kunstschilder Josephus Gerardus Hans (1826-1891), waarvan hieronder een afbeelding van één van zijn kunstwerken is afgebeeld. Hun huwelijk is ontbonden door echtscheiding in 1881 en de reden is mij onbekend.
Uit dit huwelijk werd in febr 1870 een tweeling geboren; zij werden slechts 2 maanden oud: Wilhelmus Josephus en Johannes Julius. Zoals vaker met kunstenaars gebeurde: Bij in leven zijn schijnen de levensinkomsten bijna nihil te zijn en krijgt men pas faam na het overlijden. Maria Elisabeth en haar man Josephus hebben in hun huwelijkse periode ingewoond bij vader Johan Coenradus en zijn ook financiëel door vader geholpen. (Thysse).
Maria Elisabeth Julia heeft daarna tot aan de dood van haar vader voor hem gezorgd. Toen zij de leeftijd bereikte van 84 jaren, is zij ingetrokken bij haar broer (mijn grootvader Julius) in Den Haag en is vanuit de Ant. Duyckstraat nummer 121 op 21 april 1921 naar haar laatste rustplaats gebracht; zij stierf te Voorburg….. Is de cijfercombinatie “21” niet frappant? …. Op dit woonadres is 2 jaren later ook mijn grootvader Julius gestorven. Zij ligt begraven naast haar vader J.C. op Jaffa Delft.
Foto onder: Één der kunstwerken van Josephus Gerardus Hans, een aanzicht van een landschap nabij Delft en mij is de datum onbekend. Josephus heeft meerdere schilderijen vervaardigd en zijn bij diverse kunsthandelaren tegen een aardig bedrag te koop. In Nederland zijn mij 2 musea bekend, die ook zijn schilderijen in bezit hebben.
Een andere zoon van Johan Coenradus was Jan Karel Boers, geboren op 1 juli 1844 te Nijmegen en gestorven te Ambarawa als gepensioneerde militair op 14 november 1908. Hij was sinds 1891 gepensioneerd uit het leger en was te Semarang gelegerd. Hij begon zijn loopbaan in het leger bij het Leger Muziekcorps te Weltevreden. Verdere details uit zijn loopbaan bij het leger zijn mij onbekend. Ik zou het na kunnen gaan in de archieven, doch laat het voorlopig zo. Of hij gehuwd was, is mij ook onbekend.
Johan Coendarus Boers en zijn vrouw Johanna Juliana Nijssen (officiëel Jeanne Julienne Nijssen volgens doopakte uit 1812 wegens de Franse overheersing van Nederland) hebben meerdere kinderen gehad, waaronder ook Frits (Frederik Boers jr) vernoemd naar de vader van Johan Coenradus. Frits trad in de voetsporen van zijn vader Johan Coenradus en werd ook een bekend figuur in de muziek kunstenaars wereld te Delft. (Zie ook de pagina Mijn Voorouders.)
Johanna Juliana Nijssen’s familie is verwant aan een andere tak genaamd NIESSEN. Een neef van Johanna uit deze tak NIESSEN is ook te vinden op mijn pagina Mijn Voorouders, gehuwd met Elisabeth Anna Gerarda Geertruida von Ranzow, waarvan uit dit huwelijk 2 dochters gehuwd waren met een van Zuylen. En één van deze dochters was later de Batik Koningin en moeder van Elize Alting Du Cloux. Ik zeg niet welke dochter dit is geweest: eventuele geïnteresseerden mogen dit zelf uitzoeken (als men tenminste goed kan lezen) en mocht men er niet uitkomen, pech dus.
Na de dood (1896) van mijn overopa Johan Coenradus Boers, werd besloten door de erven, dat zijn collectie van vergaarde muziekinstrumenten, bewaard moest blijven en werd met vereende financiële krachten een som geld bij elkaar gebracht, zodat de collectie voor het publiek bewaard en tentoon gesteld kon worden in het Rijksmuseum.(1899)
Hieronder een lijst van zijn instrumentaria en een lijst met namen van donateurs. De collectie moest 5000 guldens opbrengen en het Rijksmuseum had slechts 2500 gulden ter beschikking. De donateurs brachten het verschil gezamenlijk op.
Ik vraag me af, hoeveel de collectie nu anno 2012 waard zou zijn, als ik de lijst van instrumentaria bekijk.
Ik vraag me af, hoe groot het huis destijds van mijn overopa wel niet geweest moest zijn om die collectie te herbergen. Er zit een compleet gambang instrument tussen, die overopa kreeg van de Sultan van Yogya en nog meer plaats innemende instrumentaria zoals een spinet en dergelijke. (Zie afbeelding 4 hieronder).
Als ik de lijst van donateurs bestudeer merk ik op, dat er gerelateerden tussen vermeld staan en deze gerelateerden zijn terug te brengen tot de schoonfamilie van mijn opa Julius Boers, zijnde de erven van Joseph Johannes Amir (Hovsep Hovhannes Amirkhinian), de schoonvader van Tiemen Cornelis Johan Kroesen, welke gehuwd was met de jongste dochter Anna Johannes. (Uit dit huwelijk was de jongste dochter Cornelia Geertruida Helena Kroesen, mijn oma.)
Uit de KB.nl een krantenknipsel betreffende deze instrumentaria:
Johan Coenradus Boers spreidde zijn talenten ten toon op het liefdadigheids concert, door vader Frederic Boers op touw gezet ten behoeve van de behoeftigen. (Er had in Midden Nederland een watersnood ramp plaats gevonden.). Johan viel toen al op wegens zijn muzikale talenten. Zie de annonce in onderstaand krantenartikel.
Een beloning van Hoogstdezelve Z.M. de Koning der Nederlanden te besteden aan de ongelukkige wees Willemina Jansen te Groesbeek. J.C. Boers was toen 24 jaren oud.
Aanvulling d.d. 18 maart 2017:
Op 17 maart 2017 – de verjaardag van wijlen mijn zus Miep, wat een mooi cadeau !!! – kreeg ik van het:
Nederlands Muziek Instituut
Postbus 90407, 2509 LK Den Haag
bezoekadres: Prins Willem-Alexanderhof 5, Den Haag
t: +31 (0)70 31 40 700
f: +31 (0)70 31 40 720
e: info@nederlandsmuziekinstituut.nl
www.nederlandsmuziekinstituut.nl
via mevr Drs. Chaja Beck de Jong – conservator Muziekarchieven HGA/NMI geheel belangeloos een aantal foto’s en een brief van overopa Johan gericht aan zijn oudste dochter Maria Elisabeth, toegestuurd, waarvoor mijn hele grote dank.
De foto’s betreffen de begrafenis van overopa Johan te Delft in 1896 en tonen de rouwstoet en de kist gedragen om te ruste gelegd te worden in zijn graf. Indrukwekkend, zeer indrukwekkend, want de foto’s tonen grote belangstelling van het publiek van allerlei rangen en standen en die heel keurig in “toom” werden gehouden door een aantal politie agenten. (De meesten heel waarschijnlijk aanwezig vanwege het “sensatie” gebeuren, want overopa Johan was zeer bekend tijdens zijn leven en de begrafenis zal best wel publiekelijk kenbaar gemaakt zijn via kranten en “Vom Hören Sagen”.
Helaas ben ik niet bij machte om de personen te herkennen, die aanwezig waren. Zeer zeker moeten daarbij aanwezig geweest zijn in elk geval dochter Maria Elisabeth (die overopa tot aan zijn dood verzorgde) en jongste zoon oom Frits (Frederik). Uiteraard waren ook aanwezig andere prominenten uit de muziekwereld (de heer Nicolaï bijvoorbeeld)…De foto’s zijn te onduidelijk om de gezichten herkennen.
Het mooist van alles was de grootste bloemenkrans die geplaatst werd met opschrift: “Van zijne TALRIJKE VRIENDINNEN.”…. Schitterend, mijn overopa op de versiertoer, maar dat was toegestaan want overoma was al in 1874 overleden.
Oom Jan Karel (+1908 Semarang/Ambarawa) en mijn grootvader Julius (+1923) waren beiden in Indië en konden de begrafenis helaas niet bijwonen. Overopa Johan had zijn overige kinderen en vrouw overleefd. Overoma Johanna stierf reeds in 1874.
Dan de brief die overopa Johan schreef aan zijn oudste dochter Maria Elisabeth op 24 juli 1877. (Zij is dan nog gehuwd met de kunstschilder J.G. Hans maar mij is onbekend of zij dan nog bij elkaar zijn omdat J.G.Hans wel eens er van door ging richting Duitsland. In 1881 waren zij gescheiden.) Zij scheen op vakantie te zijn in Berg en Dal en in Delft was het zeer bloedheet. “Om te stikken” schrijft hij en enige jalouzie meen ik bespeuren uit zijn woorden: het zal daar in Berg & D. wel een stuk frisser zijn.
Ik bespeur in deze brief ook wederom overopa’s korte schrijfstijl, to the point en zoveel mogelijk berichtend over van alles en wat en lichtelijk voorzien van ironie en deze trekken komen mij persoonlijk zeer bekend voor, zei deze webmaster en eraan toevoegend “mea culpa”.
Maar in deze brief noemt overopa enkele namen, die kunnen mij helpen om meer te weten te komen over het dagelijks leven, dat overopa leidde in zijn leven.
Bijvoorbeeld: hij had een vaste naaister die een poosje ziek was geweest en waarschijnlijk één of andere jurk voor dochter Maira gemaakt moest hebben, want het werd in elk geval opgestuurd. In de brief noemt overopa ook de naam BOCKER en het briefje van Bocker sluit hij in de brief aan Maria Elisabeth.
Dan schijft overopa Johan iets over Toontje die uitgenodigd werd om te dineren bij mevr. Slengoerde (o.i.d. , nog uitzoeken) maar Toontje weigerde de uitnodiging, maar ging wel ’s middags mee naar Eijneveld (Nog iets om uit te zoeken.) Bij mevr. Slengoerde logeerde het vroegere kameraadje van Toontje. Rest mij uit te zoeken wie bedoelde personen zijn.
Een voorlopige research bracht mij slechts tot de namen SLENGARDE en EIJNEVELD.
Op een goede dag kwam een kunstschilder zich noemende ALC te Delft langs bij overopa Johan en gezin en maakte een schets van het gezin waarbij overopa JC en oudoom Frits een beetje aan het violeren waren in gezelschap van 3 dames. Deze schets is in het Teylermuseum te Haarlem te bewonderen en de schets is voorzien van datum productie 1870-1921. Hier moet ik tegen in gaan en wel vanwege de volgende redenen:
- JC Boers overleed in 1896 en kan dus na deze datum nooit geposeerd hebben.
- Ma ( Johanna Juliana Nijssen) overleed in 1874 en kan dus nooit na 1874 geposeerd hebben.
- Ergo: Ik hou het erop dat deze schets gemaakt moet zijn 1870-1874. De kunstenaar ALC was Adolf Le Comte die woonde en werkte te Delft 1870-1921
Wordt vervolgd.
Einde aanvulling 18 maart 2017.
Aanvulling 03 april 2017:
Dank zij de zeer welwillende medewerking van de heer Wim Meijer van de oude Rijksmonumentale begraafplaats JAFFA te Delft (onder beheer vn de gemeente Delft), de graven gevonden van overopa Johan, overoma Johanna Juliana en oudtante Maria Elisabeth Julia Boers. Mijn grote dank aan de heer Meijer.
Van de website van Rijksmonumenten hieronder een foto van het kerkhof en daaronder 2 foto’s van de begrafenis van overopa Johan, welke ik in dank mocht ontvangen van het NMI te Den Haag.
Langzaam maar zeker raken mijn vraagtekens op en komen informaties bij me binnen, zodat ik mijn voorouders hun welverdiend respect kan betonen en de wereld hen niet zal vergeten.
Overopa Johan en overoma Johanna liggen in één graf samen te rusten, te weten 1ste Klasse PKD nummer 66 en naast hun graf ligt hun oudste dochter Maria Elisabeth Julia Boers in graf 1ste Klasse PKD 65.
Verdere details inzake het graf van overopa Johan Coenradus zijn te lezen op de pagina GRAF JOHAN COENRADUS BOERS.
Diaspora heeft hen tot in de dood ook getroffen:
Overopa’s zoon Julius (mijn opa) ligt te Den Haag.
Oudoom Frits (Frederik), overopa’s jongste zoon ligt in Nieuw Eijk en Duijn te Den Haag, maar het graf is geruimd.(Mededeking administratie begraafplaats).
Oudoom Jan Karel, overopa’s oudste zoon ligt te rusten in Ambarawa Semarang Java Indonesia.
Overopa’s andere kinderen (jong gestorven) liggen te Nijmegen.
Het was druk met belangstellend volk 4 november 1896 te Delft. Een groot musicus werd te ruste gedragen. En er was geen zomers groen meer aan de bomen.
Einde aanvulling 03 april 2017.
Aanvulling 08 aug 2018:
En mijn Nederlandse overgrootvader Johan Coenradus Boers, zijn naam leeft voort.
Het was 15 juni 2018, dat Drs. Lidy Thijsse – voormalig directeur conservator van het museum Paul Tetar van Elven te Delft – contact opnam met me, omdat er per eind juni 2018 een tentoonstelling over de Delftse Studenten Maskerades in het museum Paul Tetar van Elven plaats zal vinden. Want. zo bleek, hiertoe was besloten dat er een boekje zou verschijnen met onder andere erin getoond een foto van overopa Johan en mij werd om toestemming verzocht om een foto (prive collectie) te mogen reproduceren t.b.v. het boekje.
Overopa bleek namelijk in 1868 uitgenodigd te zijn geweest om de muziek uitvoering in dit betreffende jaar voor zijn rekening te nemen, aangeien er dit jaar geen Maskerade plaats zou vinden. Overopa was namelijk een vriend van Paul Tetar van Elven. (Overopa *1812 en +1896 ; Paul Tetar van Elven *1823 en +1896 en beiden waren te Delft zeer bekende kunstenaars.)
De link naar het museum Paul Tetar van Elven te Delft kan men vinden door HIER te klikken.
Wie Paul Tetar van Elven was, kan men lezen door HIER te klikken.
Hieronder een scan van pagina 18 van het boekje Studenten Maskerades Delft 1857-1913.
Een saillant detail: mijn opa Julius Boers (*1847 +1923) studeerde in het betreffende jaar 1868 aan de universiteit van Delft, was in het voorjaar van 1869 afgestudeerd en werd aug 1869 bij beschikking benoemd tot ambtenaar burgerlijke dienst te voormalig Ned. Indië, zie scan onder krantenbericht. En hoe opa Julius zijn carriere vervolgde en zijn gezin stichtte kan men lezen op deze pagina: Een romance op Zee.
Opa Julius eindigde zijn carriere als Resident van Bandjarmasin Borneo en de heer M.C. Dannebargh (zie knipsel hieronder en willekeurig hier vermeld door mij) werd Resident Bali Lombok. Niet relevant op deze pagina, maar de carriere van de overige genoemde heren heb ik gevolgd en zijn in de toekomst elders op deze website te lezen. (Bij de naam A.M. Joekes, denk ik aan Mr. Dr. Adolf Marcus (Dolf) Joekes.)
Met dank aan Drs. Lidy Thijsse en het museum Paul Tetar van Elven te Delft.
Meer weten over Drs. Lidy Thijsse? Klik HIER.
Einde aanvulling 08 aug 2018.