Mijn voorouders.
Mijn grootvader van vaders kant Julius Boers was een zoon van Johan (Jan) Coenradus Boers, één der bekendste Nederlandse componisten/dirigenten en muziekdirecteuren (1812-1896) en van Jeanne Julienne Nijssen – studeerde in circa 1869 af te Delft als Grootambtenaar, was een serieus student en vierde geen feest met medestudenten na het verkrijgen van zijn diploma en vertrok onmiddellijk aansluitend na het behalen van zijn papiertjes richting Nederlandsch Indië. Hij bleef onafgebroken – zonder één dag verlof naar Nederland – gedurende zijn hele loopbaan van 31 jaar en nam slechts in al die jaren 2 maanden ziekteverlof op. !!!!
Ik heb me wel eens verwonderd waarom mijn opa Julius in hemelsnaam een carrière als koloniaal bestuurder in Indië verkoos? Hij kwam toch van gegoede ouders, die hem de mogelijkheid gaven om een goede opleiding te volgen? Een loopbaan in Nederland lag toch meer voor de hand?
Zou het gekomen zijn, doordat men thuis veelvuldig bezoek kreeg van een gepensioneerde oom (Matthias Nicolaas Niessen, vuurvreter uit Aceh) en die hem met zijn krijgsverhalen over de streep trok?
Deze exvuurvreter Niessen had een merkwaardig huwelijk in Indië achter de rug…
Uit zijn huwelijk verkreeg hij 4 kinderen en telkenmalen hij op krijgstocht naar Aceh ging, vroeg hij aan een goede huisvriend om op zijn gezin te passen. Telkenmale hij terugkwam, was de ooievaar echter langs gevlogen en zo had deze oom in totaal 8 kindertjes. Onnodig te vermelden, dat deze oom toen tegen vrouw en vriend en kindertjes zei: Aju paraplu en de groeten van mijn voeten en zodoende zich voortaan zonder gezin te Roermond vestigde.
Er schijnt echter een versie op het internet te circuleren, waarbij verondersteld wordt, dat zijn vrouw en 3 kindertjes meetrokken naar Nederland, doch dat zijn vrouw en kindertjes maar wederom terug gingen naar Indië omdat het gezin het niet breed had… Ik weet niet wat ik ervan moet denken, want uit mijn historische gegevens blijkt dat in elk geval deze oom niet onbemiddeld was…. Ik hou het bij mijn versie, omdat ik ook geen bewijzen heb gevonden, dat het gehele gezin zich in Nederland had ingeschreven.
Foto onder: De wel zeer ruimdenkende oudoom van me (Niessen), zoals hierboven beschreven. De meest linkse persoon van het groepje en het lijkt wel of hij hier al zo’n beetje een besluit had genomen, omdat hij zo afzijdig zit. Zijn boezemvriend Beerschot wat dichter bij het groepje en de oudere dame (Von Ranzow) is de persoon waar het om draaide. (Foto gekregen van de heer van der Plas.)
En bovenstaande familie had wat van doen (genealogisch) met de hieronder bedoelde mevr. Eliza van Zuylen, de Batik Belanda Koningin.(Zie foto hieronder van de website van Republik Indonesia). Liefhebbers van “hoe het precies in elkaar zat”, mogen er zelf hun best op doen. Elders op deze site heb ik al één en ander uit de doeken gedaan, als men tenminste zin heeft om te zoeken.
Om verder met opa Julius te gaan:
Opa Julius ging wat betreft zijn carriere er meteen flink tegenaan en maakte al spoedig kennis met Laura Eleonora Kroesen, oudste dochter van Majoor Hoofdintendant Tiemen Cornelis Johannes Kroesen (broer van Luitenant Generaal Willem Egbert Kroesen naar wie ook een schip is genoemd en later gezonken) en Anna Johannes (dochter van één der rijkste en voornaamste Armeense kooplieden te Semarang – Hovsep Hovhannes uit zijn huwelijk met Helena Jacoba Herwich, dochter van de hoofdchirurgijn van het ziekenhuis te Semarang) en uit deze verbintenis kwamen enkele kindertjes, waaronder Laura.
In gedachten (tot 4 september 2012 dacht ik iets dergelijks als hieronder beschreven, maar na 4 september vond ik de werkelijkheid over hun kennismaking – zie de pagina “een romance op zee.” ) …. zie ik mijn grootvader Julius daar in dat grote huis binnenstappen om naar de hand van Laura te dingen bij zijn aanstaande schoonvader Tiemen. (Amper anderhalf jaar na zijn vertrek uit Nederland huwde hij Laura. Erg snelle jongen was die opa van mij.)
“Zo knul, wat kom ie doen?” klonk een bulderende stem als welkom en mijn opa bibberend en trillend als een juffershondje vanwege al dat dure impossante legergedoe vraagt dan beleefd om de hand van Laura aan zijn a.s. schoonvader Tiemen C. J. Kroesen, die in vol legerleiding ornaat mijn opa Julius opwachtte, gezeten in zijn troon aan de grote tafel. (Zie één der foto’s in de pagina KNIL Pensioenen.)
En schoonvader Tiemen staat op, geeft mijn opa een ferme soldatenhand, hoort dat zo aan en stelt dan de vraag: “Eh, bij welk legeronderdeel zit je? Je bent wel eens vaker over de vloer gekomen toch? Was jij niet die vrijer die naar de bioscoop wilde met Laura?” , want overopa Tiemen was een hoge pief in het leger en opa Julius zegt dan beleefd en timide, dat ie slechts een beginnende burger bestuurlijke functie heeft, waarop overopa Tiemen dan een beetje teleurgesteld weer gaat zitten, een paar oppas soldaten bevel geeft om de fles met sterke drank tevoorschijn te halen en men daarop proostend de wilde legerverhalen van overopa aan moet horen; beiden straalbezopen natuurlijk en uiteindelijk overopa Tiemen in het oor lallend fluistert van mijn opa: “OK, knul, als jij precies doet wat ik zeg, maak jij snel carriere en mag je met Laura aan de haal.”
En beider braspartij ging tot diep in de warme tropennacht door en overopa’s overgebleven oppas tolde om van de slaap, maar die moest paraat staan met de fles jajem en overoma Anna maar schelden, want die kon niet slapen van dat gelal en gebral en Laura zat maar te woelen in d’r bed en te luisteren of d’r a.s. vent wel in de smaak viel bij d’r vader Tiemen. En Cornelia (Laura’s jongere zusje en die later opa’s tweede vrouw werd) was natuurlijk ook klaarwakker en strontnieuwsgierig en zat ook al opgewonden mee te luisteren en te giechelen. En overoma Anna, nu helemaal kwaad, omdat de jonge dames ook al de slaap niet konden vatten, begon helemaal een riedel te schelden, maar dan in alle gangbare talen die zij kende…..Duits, Armeens, Nederlands, Frans, Javaans en misschien ook nog wel Engels weet ik veel. Maar één ding weet ik zeker: gelet op het feit, dat zij een chique opleiding had gevolgd, zal ze zeer zeker géén boerenaccent gehad hebben.
En blijkens de historische stukken had mijn opa Julius inderdaad al vrij snel promotie na promotie gemaakt….. En zo is het gekomen, dat ik als nazaat nog wel eens over die oude koloniale toestanden lig te dromen.
Laura stierf vrij jong. Kraamkoorts? (Een paar weken na de geboorte van het vierde kind en het kind zelf stierf vlak na de dood van zijn moeder. Ik schijn naar dit kind vernoemd te zijn.) Mijn opa Julius zat derhalve opgescheept met zijn werkzaamheden en een paar kindertjes zonder mama. Opa had zijn werk op Bangka en een deel van het vasteland van Sumatra en de kindertjes zaten in het toen nog geheten Batavia bij hun opa en oma in dat grote paleis op dat grote bekende plein. Hun opa Tiemen bewoonde namelijk dat paleis uit hoofde van zijn beroep en in die dagen was naast het paleis de hoofdkazerne van de KNIL gelegen. (Later is dat paleis de behuizing geworden van de Volksraad.)
Update betreffende het bovenstaand gefingeerde verhaal over opa Julius’ huwelijksaanzoek en dergelijke: Op 4 sept 2012 kwam ik – na enig speurwerk – achter de werkelijkheid, hoe mijn opa Julius en zijn eerste vrouw hun relatie aangingen. Dit relaas kan men vinden op de pagina Een Romance Op Zee.
Deze overopa Tiemen en overoma Anna hadden natuurlijk ook nog privé zo’n heel groot huis in die bekende rijke buurt van dat oude Batavia(Koningsplein), waar ze later definitief in trokken na overopa’s pensioen en overoma’s dood, alwaar overopa Tiemen misschien nog wel heel vaak gebruld zal hebben naar zijn oppas: “Djongos!! Mijn geweer”.
En de oppas dan héél snel en bereidwillig aan kwam draven met het geweer en zei: “Alstublieft Toean Djendral.” Waarop overopa dan héél verbaasd opkeek en vroeg wat de oppas in hemelsnaam met dat geweer deed….. Tja, ook legerleiders worden oud en soms dement (pikun) niet dan?
Hoogstwaarschijnlijk werden de kindertjes van mijn opa gedurende een paar jaartjes opgevoed door een jongere zus van Laura en dat was Cornelia Helena Geertruida Kroesen (die ook hoogstwaarschijnlijk gewoon thuis woonde bij Anna en Tiemen haar ouders) en die opa’s tweede vrouw werd. Uit deze verbintenis kwamen ook weer kindertjes waaronder mijn vader en mijn oom Henri en andere oom Willem Egbert en nog enkele andere ooms en tantes.
Mijn opa vervolgde zijn carriere te Zuid Oost Borneo, alwaar hij te Bandjermasin uiteindelijk in 1898 gepensioneerd werd als resident en luidkeels de handen ten hemel spreidde en uitriep: “Hallelujah, eindelijk geen gezeur en gezever meer aan mijn kop. Djongos waar is de fles met de jenever. Kom vriendelijke vriend Kliwon van me, neem er ook één van me.”
Kliwon liet zich dat geen twee keer zeggen en ook nu weer kwam er een soortgelijk tafereel boven water als jaren geleden, alleen was het nu oma Cornelia die vanuit de slaapkamer schetterde dat de heren wat rustiger aan moesten doen, want de kindertjes konden niet slapen en die moesten al weer vroeg naar school en als de buurt het door zou hebben, dat opa een beetje in de lorum was, dan zou men er schande van spreken…… mompel mompel scheld scheld foeter foeter enzovoorts.
Dus ging het stel, opa Julius en de bediende Kliwon, maar de deur uit en lallend en brallend trokken zij naar de overkant naar het paleis van de Sultan, maakten hem wakker en gedrieën gingen zij tot aan het ochtend gloren door.
En de hond van Pak Ngatemo begon ook maar een partij te blaffen van de weeromstuit wegens al dat gelal en gebral van de heren…. En de oppas van de sultan smeet een bakeak (houten klomp) naar dat beest, vol geraakt natuurlijk en die liep hard hollend en jankend kaing kaing kaing onder de kolong van het paleis weg.
Opa en Kliwon (en de sultan misschien ook wel), de volgende morgen natuurlijk een kop als een vergiet van de naweeën van de arak en de jonge klare en oma Cornelia maar schelden en schimpen: “Net goed, had je maar niet moeten zuipen.” tegen opa en de kindertjes lachten zich een bult om de scene aan de ontbijttafel en Lina de kinderjuffrouw van kleine Julia, kon een grijns niet onderdrukken, hetgeen haar een boze blik van opa opleverde….. (Volgens een kaart uit vroegere tijden, was het paleis van de Sultan inderdaad gelegen tegenover de residentswoning.)
Opa’s opvolger was een neef uit de Kroesentak en heette C.A. Kroesen, zie pagina Resident C.A. Kroesen, de man die zijn “sporen” in Aceh via harde maar rechtvaardige hand had verdiend en Celebes. Hard? Hij schroomde niet om collega’s en een broer an de kaak te stellen, als er iets niet pluis was in zijn ogen. Rechtvaardig was hij op zijn manier tegenover de originele lokale bevolking en niet voor niets werd hij dan ook de Paus van Bindjei genoemd.
In Nieuw Guinea was een andere neef van opa Julius actief als Ass.Resident en werd in 1911 gepensioneerd en dat was J.A. Kroesen. Zijn gezin verleende mijn vader en oom Henri onderdak te Arnhem toen zij daar in de buurt studeerden.
De Kroesen familie was namelijk burgerlijk en militair bestuurlijk nogal vrij actief in die tijden. Maakt niets uit, er waren er velen en ik ben een beetje de draad kwijt geraakt wie nu wie was en wie nu wat deed, maar in elk geval: ze hadden het breed en lieten het ook breed hangen. (En een enkel familielid die het voor het zeggen had, liet het ook breed uit zijn broek hangen, getuige enkele nazaten afkomstig uit niet geregistreerde of officiële relaties.)
Kortom, opa ging in 1899 met het zowat complete gezin terug naar Nederland, vestigde zich te Den Haag en genoot van zijn pensioen en het drukke gezin kompleet met opgroeiende kinderen en vriendjes en vriendinnetjes enzovoorts en nog een stel bedienden meegekomen uit Indonesia. (Aan deze bedienden is een andere pagina gewijd – zie Verhalen – Kliwon en Lina).
Opa moet toch minimaal 2x de Haagse Passage rondgewandeld hebben, want de foto van opa is in de Passage bij het destijds gevestigde foto atelier gemaakt. (Halen en brengen.) Hij zal natuurlijk wel vaker daar rondgestruind hebben met oma Cornelia, want wie het breed heeft laat het breed hangen toch en zullen zij echt niet de kleding bij de Zeeman of Hans Textiel gekocht hebben.
Mijn oma Cornelia Helena Geertruida stierf in Den Haag circa 5 jaren na hun definitieve vestiging en de kindertjes gingen inmiddels het huis uit, waaronder mijn vader en zijn broer Henri Constant, die na hun studie terugkeerden naar Indonesia om aldaar hun carriere te beginnen in de cultuur van thee, rubber en nog wat andere cultuur producten.
Behalve mijn vader en mijn oom Henri was er ook nog een andere oom, Willem Egbert Boers (zie foto op fotopagina hierna), die een andere carrière prefereerde, namelijk Inspecteur bij de Indische Spoorwegen, maar uiteindelijk waren alle broers en zusters toch wel weer terug in Nederland, behalve dan mijn vader en oom Henri.
Hoe het met hen beiden (mijn pa en mijn oom) is afgelopen, heb ik reeds op andere pagina’s uit de doeken gedaan. Opa’s oudste dochter Anette Juliana was buitenlands correspondente en was woonachtig te Parijs, Brussel, Berlijn, London en Den Haag en is (dacht ik) in 1916 ook nog ’s een keer terug gegaan naar Indië. Voor de krant? Of zomaar voor fun? Opa trouwens ook en volgens de passagierslijsten kwamen beiden met dezelfde boot terug naar Nederland. Misschien hebben zij ook de graven bezocht van daar voor eeuwig rustende familieleden? Opa misschien voor het laatst nog met teugen willen genieten van het land, waar hij bijna de helft van zijn leven doorbracht en liefhad…. Anette Juliana was een blauwe maandag gehuwd met Paul Volkmar Scheel. Na het huwelijk was hij spoorloos uit de boeken verdwenen richting Duitsland vermoed ik.
Foto onder: Briefhoofd toen opa Julius nog werkzaam was als Resident. Volgens historische geschriften scheen mijn opa Julius een gematigd bestuurder geweest te zijn, die veelal opkwam voor de belangen van de lokale bevolking. In ieder geval was zijn ambtelijke bestuursperiode gekenmerkt door vrede en waren er geen lokale onlusten. Sommige criticasters in Nederland vonden echter dat mijn opa Julius te zachtmoedig was. ( Er moest kordater opgetreden worden tegen die “wilden” en het leger moest zijn kost verdienen. 3x raden uit welke kringen dergelijke kreten afkomstig konden zijn.)
Kortom, nadat mijn opa Julius aftrad en opgevolgd werd door zijn neef C.A. Kroesen, die met harde hand voorheen Aceh bestuurde, braken aldaar in die contreien van Banjarmasin wederom tijden van oproer uit. En dit maal zelfs uit de kringen van industrie, aangezien hij niemand spaarde ongeacht afkomst of rang of positie. Zijn eigen broer Frans moest het ontgelden, toen bleek dat er wat aan gerommeld werd door broer Frans samen met de KPM in verband met vaarroutes en aangelegde wegen…..
Foto onder: Julius Boers na zijn pensionering en gevestigd met gezin te Den Haag. Tijdens mijn verblijf in Den Haag, na aankomst in Nederland, ben ik elke schooldag langs hun voormalige woning gefietst en nimmer geweten, dat in dat huis mijn familie (waaronder mijn vader) gewoond hebben. Evenzo was mij onbekend tot 2013, dat mijn opa en oma vlakbij lagen te rusten op Oud Eik en Duinen.
Na oma’s dood en na het vertrek van de kinderen, die elders in Nederland wegens studie verbleven (bij oom Aexander Kroesen en zijn vrouw Nahuijs), is opa uit dat huis getrokken en heeft zich met zijn derde vrouw de weduwe Gerardine Johanna van der Meer gevestigd in nog zo’n overbekende Indisch koloniale Haagse straat, waar het wemelde van oud Indië gangers. Ik heb zo’n idee dat het daar in die straat wel aardig naar terasi en petis geroken zal hebben en dat was de Anthonie Duyckstraat nummer 66.
Opa had daar bekende gerelateerde familieleden als buren en is daar tussentijds verhuisd naar nummer 121 en in dit huis ook gestorven. Zijn weduwe Gerardine Johanna van de Meer kon daar niet meer aarden, moederziel alleen in dat huis en….. verhuisde diverse keren in dezelfde straat van hot naar her. Ik heb best wel medelijden met de derde vrouw van opa Julius: zij was weduwe van haar eerste echtgenoot en overleefde ook opa en wist waarschijnlijk met zich zelf geen raad.
Opa’s carriere en levensloop in korte vorm:
- 30 aug 1869 Meldt zich aan en stelt zich ter beschikking van de GG te Indië.
- 13 sep 1869 Krijgt 400 gulden voor tropen uitrusting. “Alsjeblieft knul, voor je koffer en je tropenhelmpje en een paar sandalen van de Bata en de rest mag je koekjes in de warung van kopen.”
- 20 sep 1869 Gaat per Cornelis Wernard Eduard naar Batavia.
- 02 mrt 1870 Wordt aangesteld als beginnend controleur te Palembang met salaris 225 guldens per maand.
- 19 apr 1871 Huwt te Batavia op 24 jarige leeftijd met Laura Eleonora Annetta Kroesen, die net 18 jaar oud is.
- 21 jan 1873 Wordt controleur 2de klasse te Palembang.
- 03 nov 1875 Zijn vrouw Laura Eleonora Annetta overlijdt te Batavia na geboorte 4de kind, amper 24 jaren oud. 20 Jaren later wordt haar moeder Anna bijgezet in het familiegraf. Opa’s moeder, Jeanne Julienne Nijssen, is een jaar eerder in 1874 gestorven te Nijmegen.
- 26 okt 1876 Wordt controleur 1ste klasse te Riouw.
- 05 aug 1878 Huwt te Batavia met Cornelia Helena Geertruida Kroesen, 24 jaren oud en jongere zus van eerste vrouw Laura. Die zal hem wel onder druk gezet hebben: “Zeg lieve zwager schat van me, hoe zit het nu? Moet ik die jong van jou en mijn zus blijven verzorgen, zonder dat ik ook aan de beurt ben bij je?” Schoonpapa Tiemen en schoonmama Anna ook maar meteen een duit in het zakje doen bij opa Julius.. Tja tegen zoveel argumenten kon hij niet op. … En zo is het gekomen dus, dat tweede huwelijk.
- 01 dec 1887 Wordt Ass. Res. Martapoera Z.O. Borneo.
- Stoomt op in zijn carriere als Ass. resident van Bandjarmasin(16-6-1891) en als Resident (23-4-1894) van Bandjarmasin met salaris van 1250 guldens per maand plus alle overige emolumenten en faciliteiten etc.
- 03 feb 1899 officiëel met pensioen (is 51 jaar oud en een carriere van 30 jaar als BB ambtenaar) , maar officieus reeds eind 1898 en verblijft te Batavia voor een paar maanden bij schoonvader TCJ Kroesen en arriveert met zijn gezin te Den Haag op 5 mei 1899 om zich definitief te vestigen in Nederland. Na zijn vertrek uit Nederland in 1869 heeft hij Nederland nooit bezocht om welke reden dan ook. In de periode 1899 t/m 1923 is hij 2x teruggweest naar Indië, waarvan 1x om waarschijnlijk zijn schoonvader’s (T.C.J. Kroesen) dood te regelen in 1902 en 1x in 1916 om redenen onbekend (Het zal wel een vakantie geweest zijn en daarmee zijn derde vrouw het land tonend waar hij zo veel van hield.) Ik vermoed, dat opa ook daar in Indie gestorven zou zijn, als hij geen kinderen gehad zou hebben, die in Nederland hun opleiding volgden. Dan zou opa ook geen mooie rustplaats gehad in Den Haag Oud Eik en Duinen enz ou zijn graf zwaar verwaarloosd ergens in de tropenzon bakken.
Hieronder foto’s van opa en oma (opa’s tweede vrouw en voorheen tevens zijn schoonzusje uit het eerste huwelijk van opa), waarschijnlijk uit circa de jaren 1880/1890, gelet op de “jeugd” die de foto’s uitstralen. De foto’s waren zwaar beschadigd en ik heb al mijn kunsten moeten uitvoeren met behulp van een foto programma om er iets behoorlijks van te maken. Beiden en hun gezin nog woonachtig in Zuid Borneo / Martapura en Banjarmasin.
Deze foto’s hebben een eigen reisleven achter de rug: In Martapura of Banjarmasin genomen, vandaar zijn ze naar Batavia meegenomen. Van Batavia zijn ze meegenomen naar Nederland, toen opa gepensioeneerd werd. Beide foto’s zijn toen aan mijn vader meegegeven, toen mijn opa weer terug ging naar Indië om daar zijn carriere te maken. Mijn pa stierf en de foto’s zijn meegebracht door mijn ma naar de burgerkampen en in Malang stierf mijn ma. De foto’s zijn toen door mijn zus Miep meegenomen van kamp naar kamp en uiteindelijk zijn de foto’s in 1959 weer terug gegaan naar Nederland en heb ik ze nu op het wereldwijde web vereeuwigd en hebben beide foto’s nu hun ereplaats
Foto’s onder gekregen van achterneef W.P. Boers, afkomstig uit de nalatenschap van oom W.E. Boers.
Opa Julius (links zittend), zijn derde vrouw Gerardine Johanna van der Meer (gestorven in 1935), de schoonouders va opa’s jongste dochter Julia Cornelia, te weten Jacobus Leeuwenburg en Maria Alberdina van Ooyen en een zwager van mijn tante Julia Cornelia, zijnde Jan van Leeuwenburg (Links staand). De foto moet gemaakt zijn in elk geval vóór 1923 (toen opa stierf) en na 1916 toen tante Julia huwde met Marinus Albertus Jacobus Leeuwenburg. Foto uit archief W.P. Boers waarvoor mijn dank.
Foto onder: Oma Cornelia Boers-Kroesen, opa’s tweede vrouw. Foto gekregen van WP Boers. Op de pagina KNIL en Pensioen staat deze foto ook op een tafeltje en haar moeder’s foto staat er ook op een grote standaard. Deze foto is gemaakt te Den Haag en dat zou betekenen, dat mijn oma Cornelia de foto opgestuurd moet hebben naar haar vader in Batavia. Immers: oma en opa vestigden zich in 1899 in Den Haag en overopa TCJ heeft als weduwnaar alleen geleefd in dat grote huis in Batavia tot 1902 toen hij stierf. (Overoma Anna stierf reeds in 1894.) Het album waar ik de foto’s van overopa’s woning uit heb, moet dan na 1899 gemaakt zijn.Update 17 mei 2013: Foto onder: Een uitsnede van diverse foto’s op het bureau van Tiemen Cornelis Johannes Kroesen, zoals gefotografeerd in 1898. De linkse dame is Laura Anette Kroesen, mijn opa Julius’ eerste vrouw en gestorven op jonge leeftijd, namelijk 22 jaar. De foto moet tussen 1872 en 1873 gemaakt zijn, aangezien Laura stierf in 1875 en het tweede kind (Jan Cornelis) in 1873 geboren werd en op het bureau naast de foto van Laura een foto staat van slechts een kind. Wellicht is de foto zelfs genomen toen zij geen kind nog had gebaard. Deze baby moet het oudste kind Anette Juliana zijn die in 1872 geboren werd. (Anette Juliana werd later buitenlands correspondente en huwde Paul Volkmar Scheel welk huwelijk ontbonden werd.) De dame rechts is mijn opa Julius’ tweede vrouw Cornelia Helena Geertruida (mijn grootmoeder) en deze foto moet genomen zijn ergens tussen 1894 en 1898 toen oma tussen de 40 en 45 jaren oud was en 6 kinderen had gebaard. De derde foto is Johannes Alexander Kroesen (broer van beide zusters) die huwde met Brnsse Nahuys (na haar scheiding van de Kruijff van Dorssen).
Foto onder: Een totaal beeld van de portretten op het bureau van Tiemen Cornelis Johannes Kroesen. Helemaal rechts (heel vaag) is mijn overgrootmoeder Anna Johannes, vrouw van Tiemen C J Kroesen. Links van haar moet de Kruijff van Dorssen zijn. Kleine foto daaronder is mij onbekend en eveneens de foto met het kroontje op de lijst. Helemaal links moet Anette Juliana zijn. Helaas is de kalender ook heel onduidelijk, om de maand en het jaar te kunnen onderscheiden.
Oma Cornelia stierf in 1904 en opa Julius had geen zin om de rest van zijn leven in zijn uppie te zitten kniezen, maakte al snel kennis met een weduwe uit Den Haag en huwde voor de derde keer in 1909. (Vandaar later dus die liedjes van Wieteke van Dort – De Weduwe van Indië ben jij en Arm Den Haag enzovoorts) 😉
Ik heb deze derde vrouw getracht te lokaliseren/traceren na de dood van mijn opa Julius, maar dat bleek onbegonnen werk. Zij kon hoogstwaarschijnlijk na opa’s dood nergens aarden en trok van hot naar her, verbleef ergens een paar maanden en vertrok dan weer. Volgens haar persoonskaart Den Haag was ze minimaal wel 10 keer verhuisd in een zeer kort tijdsbestek na opa’s dood. Dan ineens verdwijnt ze spoorloos uit de boeken der historie. Wat zou er na opa’s dood met haar verder gebeurd zijn???? Eenzaam bij één of ander familielid gestorven? Zij stierf in 1935 en werd 2x weduwe.
Hoe het precies allemaal in elkaar zit/zat met die voorouderlijke familieleden heb ik op een andere site staan. De link naar deze site is voor geïnteresseerden te krijgen op aanvraag via het contactformulier. Men kan dan toestemming krijgen om de gesloten site te bezoeken.
Foto onder: Één der lokale hooggeplaatsten/districtshoofden uit Zuid Oost Borneo waar mijn opa Julius wel eens mee te maken had.(De residentie woning lag in Bandjermasin recht tegenover het paleis van de vorst.) (Foto Collectie Tropenmuseum). In elk geval een beleefde man, want hij liet zijn gade zitten. Ik heb wel ’s andere statie foto’s gezien, waarbij de sultan of hooggeplaatste zat en zijn gade(s) lekker mochten blijven staan. De hooggeplaatste hield van een sigaartje….. rechterhand. !!…. Aanvullende opmerking d.d. 17 juni 2015: Niemand van de passerende lezers van deze bladzijde heeft ooit sedert mei 2012 aanstoot genomen aan de zin “… waarbij de hooggeplaatste zat en zijn gade(s)….” Niemand maar dan ook niemand, want het is pure idioterie wat betreft dit zinnetje…. Een Sultan/hooggeplaatste moet HOGER zijn dan zijn lagere in rang en daarom staat hij………hmmm, ik had jullie op dit gebied hoger geschat….. Of het is een teken, dat er niet goed gelezen wordt…weer wat geleerd dus.
En mijn opa Julius in zijn functie als Resident van Banjarmasin had soms problemen met de bevolking en moest dan noodgedwongen erop uit met een horde soldaten om maar weer eens orde te handhaven, op de kade van de rivier nagezwaaid door vrouw en kinderen, het onbekende gevaar tegemoet zeilend/stomend….. Opa en de legerkapitein op de voorplecht naast elkaar, opa met sigaar in zijn hand en de kapitein zwaaiend met zijn sabel… jaja.
Foto onder: (Tropenmuseum) C.A. Kroesen 2de figuur staand links. Hij was de zoon van Willem Egbert Kroesen Luitenant Generaal van het NIL en geboren aan boord tijdens een verlof reis van zijn ouders van Holland naar voormalig Indië. Hij werd AS Kota Radja, Gouverneur Celebes en volgde mijn grootvader in febr 1899 op als Resident van Z.O. Borneo te Bandjarmasin. Tijdens zijn carriere te Bandjarmasin klaagde hij de openbare griffier Lewis aan voor knoeierijen, die daarop aansluitend de Resident CA Kroesen met de dood bedreigde.
Lewis werd opgepakt en moest voor het gerecht komen, want behalve knoeierijen werd hem ook nog ten laste gelegd “duistere samenzwering” met de destijds regerende lokale Sultan. Het verloop van de processen heb ik niet meer gevolgd, aangezien CA Kroesen niet door moord om het leven was gekomen, dus niet relevant meer.
CA Kroesen kreeg tijdens zijn bewind te Bandjarmasin het ook aan de stok met zijn broer Frans Kroesen, die daar een handelsbedrijf had en genomen maatregelen door de resident CA strookten niet met de handelsbelangen van broer Frans en die van de KPM en die van de Sultan en nog een paar andere zwaargewichten uit die tijden.
Kortom, héél erg geliefd was CA Kroesen niet tijdens zijn bewind. De KPM had namelijk het vaarmonopolie voor de goederen op de 2 rivieren in die contreien en CA Kroesen liet een weg aanleggen om het goederenvervoer vlotter en goedkoper te laten verlopen. De sultan scheen er mee gemoeid te zijn in verband met tolgelden e.d. Kortom, heibel in de ballentent. Afloop is mij ook onbekend, niet relevant genoeg voor me op deze site en voor mezelf is er toch niets te halen.
Foto’s onder: Verslag uit de kranten(KB.nl) met betrekking tot benoeming van C.A. Kroesen als Resident van Bandjarmasin.
Foto onder: De woning van de Ass.Res. C.A. Kroesen te Kota Radja waar hij resideerde.(Coll. Tropenmuseum). Ik weet niet van wanneer deze foto dateert, maar het zou van de gekkum zijn, als de personen op deze foto toevallig mijn familie waren. Er bestond in die tijden best wel klasseverschil in de verwegistan streken waar men werkzaam was in vergelijking met de grote steden op Java. Ik vergelijk wel eens de huizen van de bestuurslieden uit de zogeheten achtergebleven gebieden en die van Batavia, Semarang en Surabaya of zelfs Pasuruan.
Foto onder: De Ass.Res. C.A. Kroesen werd Resident en werd beloond met het residentiehuis Palembang zoals op de foto. Tegenwoordig is het een museum. Hij kreeg van de regering 29 vegers erbij, 4 dweilers en 6 ramenlappers en ook nog een ploeg stratenmakers natuurlijk.
Op 22 mei 2015 kreeg ik van Maudy Limrahwana uit Jakarta de volgende aanvullingen:
“voorheen een woning van Sultan van Palembang was, werd toen verwoest door de Belandas en werd daarna opgebouwd en gebruikt als woning voor de resident. Later door de Japaners overgenomen, toen TNI en nu is het Museum Sultan Mahmud Badaruddin II.”
Met betrekking tot genoemde oudoom C.A. Kroesen, neef van mijn opa Julius Boers en tevens opvolger van laatstgenoemde in diens functie als Resident van Banjarmasin vanaf febr 1899, heb ik een aparte pagina gewijd. Deze pagina is te vinden op Resident C.A. Kroesen en verhaalt de publieke opinie met betrekking tot het militairistisch gedrag van C.A. Kroesen als Civiel bestuurder. Het kan eigenlijk ook niet anders, aangezien C.A. als zoon van de luitenant generaal Willem Egbert Kroesen van dichtbij het militair bestuur heeft meegemaakt en mee is grootgebracht.
Foto onder: De vader van mijn opa Julius: Johan Coenradus Boers 1812-1896.
Zie de pagina gewijd aan Johan Coenradus Boers.
Op de foto lijkt hij een beetje op Einstein, doch hij is het pertinent niet. Johan Coenradus Boers stamt af van een Luthers Duits geslacht en zijn vader was muziekkoopman (zoals het geschreven staat). Op 16-jarige leeftijd was JC al vast aangesteld in het privé hoforkest van de toenmalige Nederlandse vorst. Had het op den duur niet naar zijn zin en vluchtte weg uit Nederland naar Parijs en deed daar iets samen met het orkest van die dure bekende violist, maar “den bozen langen arm des konings” reikte héél ver en JCB keerde terug naar Nederland (op zijn knietjes en telkens mompelend “Ampun Pak Raja” (Genade meneer de Koning maar dan op zijn Hollands) en breidde zijn muziek carriere uit. Drs. Thijssen heeft in 1992 een proefschrift over mijn overopa geschreven.
Één van zijn bekende uit de gecomponeerde honderden andere stukken is de treurmars gespeeld tijdens de dood van koningin Anna Paulowna.
Hij vergaarde in zijn leven van alle gangbare muziekexemplaren uit de hele wereld, tenminste één exemplaar van elke soort, waaronder een complete gamelan gekregen van de Sultan van Yogya. Na zijn dood verkocht de familie de gehele verzameling aan een heel groot museum hier te lande en welke collectie nog steeds te bewonderen is. Er werd een collecte gehouden door het museum, aangezien er circa 2500 guldens tekort was om de aankoopsom te betalen en de regering geen subsidie verstrekte.(De totale aankoopsom moest 5000 guldens bedragen.)
Voor een complete lijst van deze instrumentaria en de donateurs, zie de pagina Johan Coenradus Boers.
Een andere zoon van hem (de jongste broer van mijn opa) trad in zijn voetsporen op muziekgebied en heette Frederik maar staat bekend als Frits Boers. Hij vervulde de functie van muziekdirecteur van de stad Delft.
In een KB artikeltje vond ik het volgende: Hij liep op straat tegen een karos aan en brak enkele ribben en werd circa 3 maanden verpleegd in een Haags ziekenhuis. Dat tegen een karos aan knallen kwam omdat ie blind was geworden en hoogstwaarschijnlijk zeer eigenwijs en tegen de draad in, alleen de straat op trok met alle gevolgen van dien. Hij werd de laatste jaren van zijn leven verzorgd door een dame daartoe in dienst genomen en volgens de historische stukken scheen die dame ook de begrafenis e.d. geregeld te hebben. (Voor zijn foto, zie hieronder op deze pagina).
Overopa JC Boers scheen ook een eigenwijze man geweest te zijn. Hij werd voorgedragen voor één of andere koninklijke orde en weigerde dat ding, aangezien het kabinet een beetje zat te OH’en over wel of niet uitreiken. Overopa besloot om de orde niet aan te nemen, daar hij zich beledigd voelde door al dat gekrakeel. De toenmalige regerende vorst zette echter door en men stuurde de orde ten tweede male per post op – ongefrankeerd !!! Overopa ontstak in woede en joeg de postbode met de orde linea recta terug naar Den Haag voorzien van de groeten van zijn voeten. Ik kan het begrijpen en zou hetzelfde gedaan hebben. (Althans niet de postbode op zijn falie geven, want die goeie man deed slechts zijn werk).
Ik heb in bezit een brief die hij schreef aan zijn moeder; fantastisch als je het leest. Een stuk geschrift geschreven door een overgrootvader op jonge leeftijd en niet wetende dat ooit héél véél later een nazaat het zou lezen.(Circa 160 jaren oud is de brief.) Dit digitaal duplikaat van deze brief heb ik om niet in dank mogen ontvangen van het muziek museum. Mijn waardering gaat naar hen toe. Zie onder de foto van JC Boers.
Onderstaande foto (ets) vekregen van Michal Boers, waarvoor mijn dank.
Foto onder: een fragment van bedoelde brief, die een zoon( mijn overopa Johan Coenradus Boers) schreef aan zijn moeder Catherina Elisabeth Göckmer, dochter uit een notabel Duits geslacht, circa 160 jaren geleden, omdat hij zo ongerust was en al lang niets had gehoord van zijn moeder. Mijn overopa Johan was pas gehuwd (1834) met Jeanne Julienne Nijssen (geboorte akte in het Frans vanwege de Franse overheersing van Nederland door Frankrijk in 1812) en zij zaten in Frankrijk, waar hij zijn werk als componist deed omdat Nederland hem te “benauwd” was geworden wegens “opdringerige” bemoeiienissen met zijn werkzaamheden door de toenmalige Nederlandse vorst.
Het fragment is door mij digitaal bewerkt, teneinde een leesbaar “iets” te verkrijgen. De tand des tijds heeft helaas het negatief aangetast. Het papier dat door overopa Johan gebruikt werd, was heel dun en was gelinieerd en op sommige stukjes (onderaan in het fragment) te zien. (Net als dat ouderwetse luchtpostpapier destijds.)
Lieve moeder, Schrijf! Schrijf ! Schrijf ! want de stalen pennen zijn heel goedkoop, want wij zitten in eene goed geconditioneerde ongerustheid…….Schitterend die ironische opmerking van mijn overopa: “De stalen pennen zijn goedkoop”… dus voor het geld hoef je het niet te laten moeder…..Hij schreef dit vanuit Frankrijk, waar hij destijds dacht zijn geluk en vree te vinden……omdat ie op de loop was voor een zeer machtige vriend en waar hij een beetje bang voor was.
Fragment uit een scriptie van Rien van Beusichem 12 okt 2006:
……. daarvoor (1858), op aandringen van de in 1853 door het stadsbestuur aangestelde stadsmuziekdirecteur Johan Coenradus Boers (1812-1896), een nieuw muziekkorps aan de Delftse Dienstdoende Schutterij toegevoegd. De ambitieuze dirigent-componist Boers stelde zich tot onder meer tot taak brede lagen van de bevolking in contact te brengen met werk van componisten als Weber, Beethoven en Mendelssohn en organiseerde daartoe als één der eersten in Nederland zogenaamde volksconcerten.[1] Daarnaast wilde hij de stad Delft muzikaal ‘op de kaart zetten’ via een muziekkorps dat zich kwalitatief kon meten met het stafmuziekkorps van het Garderegiment Grenadiers en Jagers uit Den Haag.[2] Om dit te bereiken was een orkestbezetting met een relatief groot aantal goede meesters een noodzakelijke voorwaarde. Zoals hieronder zal worden besproken, blijkt de door Boers genoten jaarwedde als kapelmeester in goede verhouding te staan tot die van de bestbetaalde muzikanten. Daarnaast genoot Boers als stadsmuziek-directeur het bedrag (aanvankelijk f 500; vanaf 1862 f 1.000) dat jaarlijks ‘ten behoeve van de bevordering van de beoefening der toonkunst’ op de gemeentebegroting was geplaatst.[3]
De salarissen van de acht laagstbetaalde kapelmeesters vertoonden met bedragen tussen f 80 en f 200 per jaar een relatief grote variatie. Het is uit de beschikbare gegevens niet te achterhalen welke taken daarvoor precies moesten worden verricht. Waarschijnlijk zijn deze verschillen gerelateerd aan de combinatie van het takenpakket en de anciënniteit van de kapelmeester, de positie van het muziekkorps in het plaatselijke muziekleven, en – niet onbelangrijk – de politieke bereidheid van het gemeentebestuur om het muziekkorps der Dienstdoende Schutterij met voldoende financiële middelen te ondersteunen.
De meeste geënquêteerde muziekkorpsen hebben gedetailleerde informatie verschaft omtrent de financiële vergoeding van de (meester-)muzikanten. In verreweg de meeste gevallen bedroeg de jaarwedde niet meer dan enkele tientjes. In Gorinchem ontvingen alle meesters slechts f 10 per jaar. In Middelburg bedroeg de jaarwedde f 35, in Den Haag f 40 en in Leiden, ’s-Hertogenbosch en Nijmegen f 50. De meesters van het Nijmeegse muziekkorps die het onderwijs aan leerling-muzikanten verzorgden ontvingen daarop een toeslag ten bedrage van f 25 tot f 40. In Deventer werd het voor traktementen beschikbare bedrag (f 200) onder de twaalf meesters verdeeld die daartoe in verschillende categorieën werden ingedeeld en naar rato werden betaald. In enkele gevallen (Middelburg en ’s-Hertogenbosch) werd ook de liefhebbers een jaarlijkse vergoeding toegekend; deze was uiteraard altijd lager dan die van de meesters (Middelburg: f 10 tot f 20; ’s-Hertogenbosch: f 20 tot f 40). In Zwolle waren de muzikanten in drie categorieën ingedeeld. Afhankelijk van de categorie waartoe men behoorde, werd aan een muzikant behalve een vaste basisvergoeding per jaar (ten bedrage van respectievelijk f 18, f 12 en f 6) een uitkering per concert toegekend (van
[1] W.H. Thijsse, Johan Coenradus Boers (1812-1896) en Zijn Betekenis voor het Nederlandse Muziekleven (Heerlen 1992), pp. 26 en 125.
[2] W.H. Thijsse, op. cit. [249], pp. 119-128.
[3] W.H. Thijsse, op. cit. [249], pp. 40-41 en 106-107.
Foto onder: Frits genoemd, maar officiëel Frederik Boers, de jongste van overopa JCB ( en mijn opa Julius was zijn oudere broer) ; hij volgde zijn vader’s voetsporen en wijdde zijn leven ook aan de muziek maar werd minder bekend dan zijn vader JCB.
Foto onder: Een deel van de familie Johannes welke gerelateerd is aan de familie Dezentjé.
Deze tak van de familie heeft een naamsverandering aangevraagd en is bij Ministeriëel besluit no. 8 d.d. 3 maart 1900 goedgekeurd, welke resulteerde in de naam Johannis (met “i” in plaats van “e”) geldig voor Petrus Paulus Johannes en nazaten. Waarom precies er een naamsverandering is aangevraagd, is mij onbekend. Bonje in de clan? Financiële oorzaken? Of gewoon zomaar omdat de naam JOHANNES in de krantenberichten héél vaak ook als JOHANNIS werd genoemd. Werd daarom mischien besloten om voor eens en altijd de naam als JOHANNIS te gebruiken?
Herman Philip Johannis staand, gehuwd met Anna J. Leijtsman rechts staand (zij zijn later weer gescheiden). Zittend is Petrus Paulus Johannis, welke gehuwd was Wilhelmina Robertina Ferdinanda Dezentjé, die op de foto hieronder zittend getoond wordt. Achter haar staand is Robert Ferdinand Johannis, welke gehuwd was met mevr. de Neve.(De middelste figuur op de foto met de donkere sarong). Het staande jongetje, leunend tegen de stoel is Otto Johannis. Één der twee kleine staande meisjes moet Elly Johannis zijn.
Foto onder: de totaal opname.
Foto onder: Otto Johannis (links) bij de begrafenis van Herman Philippe Johannis met 2de vrouw Selastrie.
Foto’s onder: Otto Johannis te Batu en daaronder Otto Johannis in het voetbalelftal KNIL.(2de van links).
Foto onder: Het graf van mijn over opa Joseph Johannes te Semarang op de Johannes heuvel bij Melojo (Mlaja), zoals destijds zo genoemd. Hij verkreeg deze heuvel, uitkijkend over Semarang en de zee, van de Engelsen toen zij voor een paar jaren Ned. Indië “onder hun hoede” hadden, wegens bewezen diensten.(Hij financierde de oorlog van de Engelsen).
Van de heuvel maakte Joseph Johannes een begraafplaats voor de Armenen. Later is het kerkhof verkocht aan Chinese inwoners, die er op hun beurt een Chinees kerkhof van maakten. De conditie bij de verkoop was, dat de Chinese eigenaar, het Armeense kerkhof zou onderhouden, hetgeen echter nooit gebeurde. In de jaren 1930 was het Armeens gedeelte zo goed als een ruïne geworden. Overopa’s graf werd in de historische stukken ook wel genoemd “Klein Acropolis”.
Foto onder: Van moeders kant mijn grootmoeder Louisse Albertine Meijer, gehuwd met Gerrit Willem ten Cate. Op mijn andere website heb ik uit de doeken gedaan wie zij eigenlijk was en de (financiële) rol die haar familie speelde in haar huwelijk met mijn opa. Geïnteresseerden in de genealogie ten Cate en Meijer kunnen dit bij mij opvragen via het contactformulier. Mijn oma staat in de boeken bekend als een simpele Indische, maar ik weet gelukkig beter en heb daar bewijzen van.
Mijn oma was de liefste vrouw die ik ooit gekend heb als jongetje. De laatste herinnering die ik aan haar heb is het magere ingevallen gezicht (zowat 20 jaar was zij bedlegerig en zware diabetes patient en blind) en ik was op haar moment van sterven de “toevallig” enige dichtsbijzijnde. De familie was in een andere kamer aan het eten.
Zij rook altijd naar gebakken tempe en dat lag op een schoteltje op een tafeltje en bij tijd en wijle ook een schoteltje met jasmijn, naast haar metalen veren bed. Het was zo’n ouderwets bed, waarbij je automatisch naar het midden toe rolde en in een kuil lag en als je je bewoog, dan schudde het hele bed alsof het op de golven dreef van een ruwe zee.
Mijn oma; als ik ’s een keer mee mocht naar Pasuruan, dan moest ik steevast aan haar bed het zelfde deuntje op mijn mondharmonika spelen…. Stille Nacht en de maand maakte niets uit. Zij vond het lied prachtig, ze neuriede nooit mee maar luisterde slechts als ik speelde…. dat zijn mijn herinneringen aan oma.
Oma verlangde zielsveel naar de dood en zo heb ik haar al die jaren gekend, maar ze praatte er nooit over; ik voelde het wel aan maar was te klein om het beseffen. Ik denk dat mijn moeder haar zachtheid heeft geërfd als ik de overleveringen mag geloven. Oma, zij had een visioen vlak voordat zij stierf en zij vertelde mij haar visioen.
Dag mijn Madurese oma. Bij u voelde ik liefde voor me. Deed ik haar zo erg denken aan haar dochter Beatrix mijn moeder? Dank voor alles.
Foto onder: Een oom van mijn grootvader Gerrit Willem ten Cate, zijnde Johan Christoffel ten Cate die gehuwd was met Wilhelmina Sophia Louisa Burgemeestre. Helaas ben ik niet in het bezit van een foto waar mijn grootvader apart op staat. Ik had mijn opa graag in dit rijtje willen hebben. Het beroerde is wel, dat er een foto van opa bestaat (of het moet zeer recentelijk vernietigd zijn) en dat die foto “moedwillig” ergens in een doos ergens op een zolder staat, buiten bereik van mijn jatgrage vingers. Mijn opa lijkt wel enigszins op zijn oom Johan Chr. Al zou het alleen maar vanwege die snor zijn.
Opa en oma samen op een foto. Via de site SengersFalck (Franske Sengers) gekregen.
Opa en oma opteerden op 4 jan 1951 voor het Indonesisch staatsburgerschap te Pasoeroean.
Opa en oma bleven na het opteren in Indonesia, voorgoed.
Zij woonden toen in het grote huis aan de Boegoel-Lor nummer 21 te Pasoeroean.
Vlak na deze datum verkasten opa en oma naar een kleiner huis dat op het terrein van de toenmalige politie kazerna lag vlakbij. Oma overleed al vlak na het opteren en opa in 1954.
Opa’s vader was Gerrit ten Cate, geboren 1857 en opa’s moeder Cornelia Jeanette Ditloff was geboren in 1862.
Mijn oma was Louisse Albertine Meijer (1874-1952) en haar ouders waren Herman Nicolaas en Flamina.
Het waren roerige tijden nadat voormalig Indië omgedoopt werd tot Indonesia in dec 1949 en opa en oma waren in 1951 nog nauwelijks bekomen van hun verdriet: Hun zoon Marius (*30-8-1906 / +30-7-1945) en hun dochter Beatrix (*3-3-1902 / +21-3-1946) werden slachtoffers van de oorlog. Hun schoonzoon Theodoor Boers evenzo een oorlogsslachtoffer. (*15-10-1889 +3-2-1944)
Moge zij allen in eeuwige vrede rusten naast hun Schepper.