Liefdes kwamen en gingen weer heen uit mijn leven

(DIEREN-)LIEFDES KWAMEN EN GINGEN HEEN.

Een pagina met foto’s en wat details van de beestjes in mijn leven; helaas heb ik niet van alle beestjes foto’s die ik in mijn leven tegenkwam en er deel van uitmaakten.

Surabaja tijden – Jalan Kacapiring nummer 11:

(Mijn pleegouders namen altijd liefdevol straatbeestjes op. Soms werden ze gewoon in de tuin gedeponeerd door voorbijgangers of eigenaren. Het was mijn taak om ze eten te geven: een pan met groentesoep, wat vleesresten en botten en rijst en de beestjes vraten zich het schompes.)

  1. Lucky, een soort lichtbruin poedeltjes mix met?  Op vrij oude leeftijd liep Lucky zomaar ineens van huis weg en werd een zwerfhondje. Waarom weet ik niet, want ze was jaren lang al in huis. Later – ik herinner me het nog goed – kwam Lucky in de vuilnishoop in de voortuin struinen en alhoewel ik haar riep, luisterde ze niet en liep weer weg. Nooit meer kwam ze terug. Ik denk dat ze ergens langs de kant van de straat is gestorven? Aangereden? Van honger en ouderdom dood gegaan?
  2. Lady, een wit poedeltje. Zij was van Greet Maigret, die samen met haar man Liem Hok King bij ons inwoonde. Haar dood kan ik me niet herinneren.
  3. Topsy, een lichtbruin poedeltje. Hij was een meesterdief. Zijn dood kan ik me niet herinneren.
  4. Poppetje, een oude witte poedel. Ik heb haar niet lang meegemaakt.
  5. Vlekkie, een straathond, zwart met wat bruine vlekken. Hij was een meester straathond, werd diverse keren gepakt door de hondekarrendienst, maar ontsnapte evenveel keren weer. Hij stierf van ouderdom, nadat ene hele wijk voorzien had van zijn nazaten.
  6. Zijn zoon – naam vergeten – volgde voetsporen van zijn  vader – maar was bij lange na niet zo slim en sluw en hobbelde maar wat rond in het leven. Zijn dood kan ik me niet herinneren.
  7. Bonteng, een klein zwart wit soort keeshondje. Hij was als de dood voor onweer. Zijn dood kan ik me niet herinneren.
  8. Tarzan, een goedige rijst met krentenhond, die zich met geen andere hond bemoeide en ook eenzaam stierf op zijn geliefd plekje onder de blimbingboom in de achtertuin. Ik vond hem ’s morgens in zijn geliefde kuil naast de boom.
  9. Bruintje, een bruine straat gladakker. Kapot geslagen door haar vorige eigenaar en wij namen haar liefdevol op. Ze kon niet lopen en sleepte met haar achterlijfje over de grond, maar ze was net zo rap als de andere honden. Haar dood kan ik me niet herinneren.
  10. Foxi, een zwart-witte foxterrier en een goede rattenvangster, maar dat werd haar fataal. Ze stierf door een ontsteking opgelopen door de beet van een rat. Het duurde 3 dagen voor ze de geest gaf, want we hadden geen geld voor medicijnen en ik zag Foxi lijdzaam elke dag een beetje sterven….

Hieronder: Topsy verwelkomde mijn zus en pleegmoeder na terugkomst van inkopen op de pasar. (Zie 3 hierboven).

 

Foto onder: Lady links, het witte poedeltje gedragen en rechts Lucky rustend in de armen van mijn pleegma. Tweede van rechtsonder nog net mijn koppie te zien(de webmaster). Scene voortuin met uitzicht op de Cannalaan (Kusuma Bangsa tegenwoordig). Op de achtergrond het huis van mevr. Priem en haar dochters. (Zie hierboven nummer 1 en 2.)

 

De tijden dat ik in Holland te Den Haag (1961-1965) verbleef.

Den Haag. Ik was in de kost in een soort pleeggezin, omdat ik nog onder curatele van de kinderbescherming en andere instanties was en er liep een soort foxterriertje in huis genaamd Fabian. Het was niet mijn hondje maar ik was wel goed genoeg om het beestje uit te laten. Ik mocht bij de gratie Gods – na veel gezeik en gezeur – zelf een jong katje nemen, maar na een korte duur moest het katje weg uit huis, omdat het nog een speels ding was en men daar niet zo van gecharmeerd van was. Het beestje zat bij mij gewoon op schoot als we aan het avondeten aan tafel zaten, maar at niet mee. Het zat enkel op mijn schoot en genoot van de liefde die ik gaf en dat mocht niet. Het was een cipers poesje en ik kan me haar naam niet meer herinneren. Op een middag – ongeveer een week nadat ik het katje had gekregen – kwam ik van school thuis en het katje was weg, zonder dat ik het van te voren wist. Ik heb jarenlang een soort trauma ervan overgehouden en wilde perse geen liefde meer geven aan een onschuldig huisdier, dat als een oude krant werd opgeruimd door anderen….Ik wilde me niet meer binden, bang dat mijn hart weer zou breken. En het was al zo vaak eerder gebroken: mijn pa en ma die ik nooit gekend had door de oorlog en oorlogskampen;  het opgesloten zijn in oorlogskampen gedurende 5 jaren 2 maanden en één dag, terwijl er een opa en oma woonden in een heel groot huis in Pasoeroean en ik er niet welkom was; het vertrek uit Indonesia – weg van mijn pleegouders – voorgoed naar Nederland; een jaar eerder mijn zus die altijd bij me was vertrok uit mijn leven op weg naar Nederland.

 

De tijden dat ik Holland verbleef na mijn Haagse tijden van weleer.

Tja, toen kwam op een gegeven moment een klein zwart bolletje wol in mijn leven en ik was verkocht. Het kleine balletje wol groeide uit tot een volwassen maatje en hij heette Scotty en aan Scotty heb ik deze pagina gewijd.

Na Scotty’s dood, kwam er wederom een soort leegte in mijn persoonlijk leven, alhoewel er daarna toch een boel katten in huis kwamen; maar de band met deze katten was niet dezelfde als die ik voorheen had met Scotty. Ik tolereerde ze, vond ze wel leuk, haalde ze aan, gaf ze eten, toonde en gaf liefde voor/aan ze, maar dat diepere gevoel was er niet in grote mate, totdat….het veranderde in me na een poosje, want er waren een paar die me begrepen en geduld opbrachten en hun liefde overwon mijn “afstand”.

  1. Panda en Tijger, broer en zus uit een nest. Jarenlang leefden zij hun leventje in pais en vree totdat ook zij naar huis teruggingen.
  2. Sylvester, een zwarte straat madelief afkomstig uit het Brabantse boerenleven, die dagelijks zijn wandelroute nodig had en tegen etenstijd weer thuiskwam. Hij moest niets maar dan ook niets van me hebben en ontweek me. Kwam ik maar een ietwat te dichtbij, dan blies en gromde hij. Waarom? Yo no se…..totdat bij hem het licht begon te schijnen. Zomaar ineens sprong hij op een warme zomermiddag bij me op schoot en vanaf dat moment was hij niet meer weg te slaan van me. Zijn laatste levensogenblikken zat hij naast me, keek me hulpeloos aan en zijn ogen smeekten om hulp, maar ik kon hem niet meer helpen. Zijn lichaampje gaf bloed op en hij was op. De dokter gaf hem rust. Sylvester was de beste keeper die er bestond. Alles wat ik zomaar plotsklaps qua eten e.e. naar hem toe gooide was : vang, hap, slik, weg, Nooit gemist.
  3. Tussendoor kwamen Moppie en Snoopy, maar die leefden maar kort, wegens aangeboren gebreken.
  4. Speedy, een grijze britse korthaar en ik noemde hem De Generaal…Zo liep hij rond: als een 5*generaal voorzien van decoraties, terwijl ie geen vlieg kwaad deed. Een vrijkous, een homofiel die een afkeer had van poezen en katers lief vond. Was eens een paar maanden weg (waarschijnlijk ergens opgesloten in een garage of schuur??) Na maanden stond ie voor de deur, brood en broodmager en sindsdien is ie nooit meer de tuin uitgegaan en leefde zijn leventje en ook hij zocht zijn heil bij me in zijn laatste momenten en ook voor hem kon ik niets meer doen en maakte de dokter een einde aan zijn lijden.
  5. Toen kwam er een wit lief miskend katertje, genaamd Empire maar genoemd Mowgli en voor mij was hij Moossie of soms Moosiedoosie die in zijn nieuwe leventje al meteen trauma’s opliep in dat ouderlijk huis waar hij geboren werd op 30 aug 2000. En hoe het verder met hem verging kan men lezen op de pagian Zieleroerselen Mowgly ging heen  na 18 jaar en 5 maanden in dit aardse op 31 januari 2019. Hij is het langst gebleven om me gezelschap te houden.
  6. En als laatste die de rij sloot kwam Romeo, een lieve aanhankelijke vrijkous, beige lichtbruine britse korthaar en tabby. Geboren 2 aug 2003 en hij ging heen op 11 febr 2016 geveld door een kankergezwel op zijn koppie ter hoogte van zijn neus. Hoe het hem verging is Zieleroerselen Voor Romeo de Blonde slet.

Ik liet het mijn naaste omgeving niet zo erg merken, hoezeer ze me na aan het hart lagen, gewoon omdat ik nog steeds verdriet had om datgene wat er in mijn leven was gebeurd, wat betreft al die huisdiertjes. Pas bij de komst van Romeo en Mowgly liet ik wat meer blijken en al helemaal toen Romeo vertrokken was en Mowgly alleen achterbleef; toen gingen bij mij de remmen helemaal los en werd Mowgly mijn held, mijn lieveling, met al zijn vreemde gewoontes…net als ik: een getraumatiseerd wezen van God dat zichzelf niet kende laat staan de omgeving het wist.

Foto onder Panda en Tijger (zie hierboven onder a)

 

Foto onder: Sylvester (zie onder b)

 

Foto onder: De generaal Speedy. (zie onder d).

 

Waarmee ik aankom bij een hond genaamd BOY. Ik weet in godesnaam niet hoe BOY eruit zag maar ik weet alleen dat er ooit in het leven van mijn ouders vanaf het jaar 1933 een hond in huis kwam en die hond was bestemd voor mijn zus toen nog pas een jaar oud. Ik was er bij lange na nog niet bij in deze wereld.

Op de achterkant van een foto schreef mijn vader, dat de hond niet voor mijn moeder was, maar voor “die lieve kleine schat te Malang.” Dat kon slechts mijn zus geweest zijn, want pa en ma woonden toen nog in Malang en/of Blitar (waar mijn zus geboren werd volgens de aktes).

Het heeft jaren en jaren geduurd, voordat ik eindelijk wist waarom mijn zus destijds haar hond ook BOY noemde; ik vroeg er nooit om en zij vertelde mij het ook nooit, zoals ze mij ook zelden tot bijna niets vertelde over papa en mama en hun leven……mij opzadelend met ontieglijk veel vraagtekens waar nooit meer antwoorden op zullen komen, nooit meer, maar de vragen blijven komen en komen en komen …..En soms vind ik dan toch antwoorden maar veelal niet.

 

 

Dag kleine lieve beestjes, misschien zien we elkaar ooit eens ergens hoog in dat mooie land boven de wolken.

Terug naar boven