Voor mijn vertrokken vrienden

Voor mijn vrienden die ik had…..

en we samen zaten te ngobrol over onze tijden van vrijheid, van vliegers, van brem en kwaci, van zwerven, van mangga jatten en met katapults mikken op perkutut, van najagen van celeng kondé, van alles wat verboden was door onze ouders en van onze weggerukte roots uit die sawa grond en plompverloren neergepoot in de vruchtbare kleigrond van een land vol van voorjaarsregens en tulpen en narcissen, van najaarsstormen en koude winters; zondagse stiltes en dan mis ik ze soms zo erg die vrienden van me… en in de stille zondagmorgen straten zie ik dan weer hun schimmen op blote kakken en korte broeken……

Het is anno 2012 al weer 3 jaar geleden, dat ik het onderstaande schreef voor een vriend, maar in wezen geldt dit gedichtje voor al mijn vrienden, die ik niet meer heb. Willy de Goede, John Krijgsman, Ronald Schumacher.

 

 

Als de orchideeën in dat verre thuisland bloeien

en hier in Holland een paar narcissen al geel groeien,

zit ik hier en mijmer ik terug aan een vriend die plots afscheid nam

en nu reeds daar is waar ook hij vandaan kwam.

Vol vrede kwam hij me ‘s middags een groet brengen.

De voorjaarsdagen zullen voor hem niet meer lengen.

Uit Semarang Ambarawa kwam hij ooit steels gevlucht

en werd neergepoot ergens in een Hollands gehucht.

Hij sleet zijn leven op Hollandse wijze en manieren,

maar in zijn bengkel liet hij soms zijn Indische gedachten vieren.

Samen proefden we de tempe en haalden het oude kattekwaad boven,

dronken koffie en hielden ons voor de buitenwereld van de dove(n).

“Hayoo Wil we gaan samen terug: Jij de bengkel en ik de warung makan

en het zal ons lukken Wil, hayoo geloof me, het kan.” zei ik dan.

“Onze vrouwen nemen we mee en mogen daar heel de dag zalig niets doen.

Wij zorgen wel voor de gein en pret en al die bergen Rupiah poen.”

En Wil grijnsde van oor tot oor en zijn ziel wilde wel,

maar hier in Holland was hij al zo lang en had zijn thuis en zijn bengkel.

En toch …………..elke keer, elke keer weer als we samen waren

kwamen we er op terug en lieten we onze gedachten erover varen.

“Ja loh Hans, ik run de bengkel en jij de warung makan?

Waduh Hans, samen wordt ons leven straks nggak karuan.” 

“Dan zitten we maar enkel te ngobrol en kopi te drinken en wat te eten

en hebben we klanten die ook nog de rekening vergeten.

Rugi loh Hans, dan zijn wij bankroet en moeten we terug naar Holland

en denken daar dan weer met heimwee aan ons verre geboorteland.”

En zo gingen jaren voorbij tot op zondag 15 maart 2009, Wil tegen me zei

“Dag Hans, nu kan ik gaan en spelen in die verre zonnige hemelse tropenwei

met mijn gereedschap en kan ik van boven af en toe naar je loeren

en denk erom: Je laat geen vieze sambelscheten en peteh boeren.”

Een vriend ging heen en met hem ging mee een stuk van mij.

“Dag Willy, ga heen in vrede. Je bent nu voor eeuwig vrij.

Eens komen we elkaar wel weer in de tropenzon tegen,

maar nu nog niet, nu dwaal ik nog in de hollandse regen.”

Dag Wil, Dag John, Dag Ronald…..voor jullie. Willy die eeuwig in zijn bengkel zat te donderjagen en te prutsen aan auto’s, John die zijn laatste reis maakte naar Indonesia en ik waarschuwde hem dat ik gedroomd had dat ik een waterput zag en tijdens die reis viel zijn vrouw in een grote plas water, Ronald die vocht voor de Indische waarden en nooit zijn familie liet merken hoe hij leed geestelijk en ook lichamelijk…..Ronald de Cybercop……..

Een roos geurt zo zoet mijn lief

Bunga mawar, harum baunya Manis.

Jangan sampai berputus asal Manis.

Terug naar boven