De dood van een huis.
Mede opgedragen aan Jos Crawfurd, oude buurjongen van me en zeer betrokken bij de oude buurten waar we opgroeiden. Ik meer dan hij, want zij vertrokken al vroeg naar PNG en ik bleef er nog jaren lang wonen.
Ik heb eigenlijk best wel meelij met mijn leeftijdgenoten afkomstig uit voormalig Indië en die hun prille en latere jeugd in dit koude kikkerland moesten volbrengen, zonder het gevoel in de poten te kennen van de schors van een manggaboom die beklommen wordt. Hier was het slechts een enkele keer in de zomer dat men ’s een verboden appeltje of peer jatte en met de Kerst om de kerstboom zat te kwelen. Daar was het vrijheid, blijheid, wegdoezelen in de schaduw en een es lilin in je klauwtje dat sneller smolt als dat je het kon verorberen… het hele jaar door. Ik vind dat ik ondanks alles een formidabele jeugd heb gehad en dat dank zij diegenen die mij onderdak, verzorging en liefde gaven en…. dank zij dat stoere fiere huis aan de Jalan Kacapiring nummer 11.
Hoe weinig kunnen dat zeggen……
In Surabaya stond een huis op de hoek van de kruising van de oude/voormalige Cannalaan en later geheten de Jalan Kusuma Bangsa en de Jalan Kacapiring en dat huis droeg het nummer 11. Nu staat er een verbouwd en half afgebroken mengsel van hout, cement, kalk, zand, mortel en dergelijke en heeft het geen ziel of hart meer.
In de periode vanaf 1970 t/m 2005 werd er een beetje gesneden en verbouwd aan en in het huis, maar het overgrote deel van het huis bleef fier overeind en doorstond de moessonregens en politieke stormen van Indonesia.
Vanaf 2005 t/m 2008 werd er weer een klein beetje ge- en versneden aan het huis, maar het overgrote deel hield stand en bleef fier overeind en vertoonde vol trots zijn aangezicht aan de buitenwereld.
In sept en okt 2013 kwam weer een beul en verrichtte zijn beulswerkzaamheden en voor het gezicht van de buitenwereld is het huis nu verdwenen. Het staat er nog wel, maar onzichtbaar gemaakt doordat moderne facades een aanblik tegenhouden. Het huis toont zijn fierheid niet meer naar de buitenwereld; het huis is de mond gesnoerd en de ogen dichtgeschroeid. Surabaya heeft weer – al is het maar een klein korreltje – een stuk van zijn historie geofferd aan de almachtige demon van het geld.
Het huis is gestorven en is herboren in een zogenaamd professioneel restaurant en welk nummer het nu draagt is mij onbekend. Misschien ook nog wel 11. Ik zou het niet weten en wil het ook niet weten.
In de beginjaren 1920 werd door de gemeente Surabaya besloten dat de kampung Ketabang en aanliggende kampung Jimerto maar omgetoverd moest worden tot een volwaardig stadswijk en bewoond moest worden door de “elite” van Surabaya, onder andere werkzaam als leidinggevenden in diverse bedrijfstakken van de industrie en het gemeente apparaat zelf. En aldus geschiedde.
De herbenaming van de wijk Ketabang Besar werd in 1922 ter tafel gebracht door B&W om het voortaan maar Ketabang Boulevard te noemen, gelet op het feit, dat deze straat mooie huizen herbergde en B&W vonden derhalve dat het maar ook eensluidend mooi benoemd moest worden. De ambtenaren stijl volgend, werd dit in 1926 gerealiseerd. Schijnbaar liep het één en ander niet naar wens wat betreft de verhuur van de nieuwe woningen, want in 1925 bsloot de gemeente de huurprijzen van die wijk drastisch te verlagen.
Kortom, de bouw van de wijken werd uitgebreid richting Kapasan, Tambaksari, Jimerto en Gubeng en zo werd de Cannalaan aangekleed met de mooie huizen en aansluitend de Jl Jimerto, Jl Kacapiring, Melati, Pandan en noem maar op wat nog meer en uiteraard de Cannalaan zelf. Men gelieve wel in acht tenemen dat deze wijken reeds behuisd waren, maar de behuizing niet van duurzame aard waren. Er waren ook kleine fabriekjes gevestigd en zelfs een hotelletje Ketabang met verhuur van rijtuigen.
De Theresia school (naast de Christus Konong Kerk) werd geopend op 28 juli 1929 en eind december 1929 was het bouwplan Ketabang Oost geheel gereed.
En laat ik dan maar er tevens van uitgaan dat het huis op de hoek van de Cannalaan en de Jalan Kacapiring dus eind dec 1929 gereed ter bewoning was. Het heeft 84 jaren van zijn leven geofferd aan het instandhouden van zijn originalitait en heeft uiteindelijk de slag verloren, dankzij de fratsen van een cultuurbarbaar en geldwolf, voor wie beloftes geen bal waard zijn.
Zie voor meer details over de wijk Ketabang de volgende pagina: http://www.imexbo.nl/surabaya-s-raadhuis-1.html
Een reeks foto’s hieronder vanaf de jaren 1950 t/m okt 2013.
Om het huis en rondom de tuin was een muurtje en dat muurtje gaf je een veilig gevoel. Binnen in de tuin werd je beschermd door dat muurtje en menigmaal diende het muurtje als verpoosplaats.
Je kon het huis binnen via de hoofdingang, maar ook via de zij ingang, net niet te zien op de foto. De garage grensde aan de bijgebouwen waar nog net een stuk dak van te zien is, rechts op de foto. Links op de foto, vlak naast de garage het dak van de keuken en bijgebouwen van de familie Crawfurd en achter het dak van de bijgebouwen het dak van hun hoofdgebouw. Het witte muurtje was de afscheidingsmuur van de brandgang, merendeels de verblijfplaats van arme sloebers die naar de grote stad getrokken waren om werk en eten te zoeken maar het niet vonden en daar in de brandgang hun woon-verblijfplaats hadden. De sloot was namelijk de poepdoos, badkamer en keuken toch; een paar stukken karton was hun dak en het gras was hun matras. Men noemde hen vroeger Bambung en tegenwoordig Gelandangan.
Tja die waterton. Naast de ton, op de foto niet te zien, was de pomp voor het bronwater en voorraad van de ton.Dat was de voorraad water voor de was van de kleding en ouderwets werd de kleding dan bezeept, besproeid, gemasseerd, geslagen op de stenen, uitgewrongen, weer besproeid, bezeept etc. etc. En soms….soms….soms, als ik een pokkebui had en zin had om de pembantu’s te zieken, dan flikkerde ik er vissen in die ik in de sloot had gevangen en lachte ik m’n bandulan helemaal kriput vanwege de schrikreacties van de dames als zij een emmer water graaiden uit de ton. Uiteraard leverde me dit weer een gratis schrobbering en rotantik van ma op, nadat zij de klacht had aangehoord en wijs tot haar vonnis kwam en uitvoerde. Waar pa in godesnaam die betonnen platen vandaan had? Ik heb het hem nooit gevraagd. Voor mij was het vanzelfspekend dat pa iets “regelde” als het nodig was.
Dat afdakje, ter hoogte waar ma liep, was bestemd voor de oude leger HD met buikversnelling en zijspan. Pa had er twee bielzen op maat geplaatst, waar de HD krek tussen paste. Gingen we op stap, dan was het instappen, linksaf richting voorhek en iemand was de klos en moest uitstappen om het hek dicht te mieteren en dat was dus ikke. Het stond immer geparkeerd met zijn achterste tegen de muur, zodat pa meteen kon wegrijden. Later ging dat ding stuk en kreeg het een vaste parkeerplaats in de binnentuin afdeling schroot en rotzooi en de zijspan was soms een geliefde slaapplek voor de kampung gladakkers Vlekkie, Bruintje, Bonteng, Foxie en weet ik veel welke nog meer.
Die garage. Die zal beslist wel diverse merken gelogeerd gehad hebben in de nachturen. En nooit een olievlek op de vloer gezien. Het was best een grote ruimte. Later werd het een kostkamer, soms voor 2, soms voor 3 kostgangers. Er konden 3 1-persoonsbedden in, een tafel en een rotanzitje en een klein kastje. Op de foto aan de rechterkant was achterin een deur naar de bijgebouwen: badkamer, keuken, bijkeuken, gudang en wc en nog een wc (zo ééntje met van die voetstappen en een groot donker gat..
Links de hoofdingang naar het huis en de mensen op de foto staan op het terras/platje en zij leven allang niet meer. Hij was Guus is alles wat ik wist van hem en hij was stapel op mijn zus. Ferme stoere Hollandse knaap, op gevecht gestuurd met de Marine naar Indië en ziet daar Indische meisjes in vrolijke luchtige zomerse klederdracht..tja, dan ga je wel voor de bijl toch?
Een aanblik op twee mensen gezeten op het muurtje met links de garage en rechts de deur om via de zijkant van het huis binnen te komen. Het deel van het muurtje waar de mensen op zitten was een schuttersnest: restanten uit een oorlog waar vele onschuldigen het slachtoffer van werden.
Het muurtje en op de achtergrond de resten van het schuttersnest en de afscheidingsmuur van de brandgang. Rechts nog net te zien, het dak van de bijgebouwen van de woning van de familie Crawfurd. De ingang naar hun tuin lag aan de andere kant van de afscheidingsmuur van de brandgang en de ingang van het bewuste huis lag direct naast het restant van het schuttersnest.
En toen kwam een bouwdokter langs en die ging wat prutsen aan de zogenaamde zieke patient genaamd Huis Jl. Kacapiring 11 te Surabaya. En er werd een ijzeren hekwerk geplaatst boven in het muurtje, want de nieuwe bewoners hadden wat te vrezen (vraag me niet wat ze vreesden) en met zo’n stuk ijzerwerk voelde men zich veiliger en er werd ook een groot hangslot aan het hek gemonteerd. De glazen voordeur werd vervangen door een stevige houten deur met wel tig-sloten erop. Het muurtje van het terras werd eveneens vervangen door een stevig stuk beton met van die kijkglazen stenen erin en in het stuk beton werd een ijzeren deur met slot gemonteerd. Zo werd het huis een versterkt fort en verloor het zijn identeit een klein beetje. Maar, één en ander bleef wel herkenbaar uit vroegere tijden. Want de voordeur met zijn trap opwaarts was er nog en noodde als het ware de gasten uit: “Kom binnen en zet je neer. Wil je wat verkoelends?”
En er werd meer verspijkerd aan het huis. De garage en bijgebouwen werden platgegooid en er kwam een soort groot aan een stuk bijgebouw voor in de plaats, dat doorliep tot aan de straatkant en de binnentuin werd volgebouwd met een verdieping erop en het gras verdween en elke centimeter vrije grond werd volgepropt met cement om er maar iets van te kunnen benutten t.g.v. van de bankrekening van de verbouwer dokter.
Alles wat wit is links op de foto is bijgebouwd of volgebouwd, wat vroeger tuin en garage en bijgebouwen was. Bij het lichtblauwe bord is nog net het stuk originele dak te zien van het hoofdgebouw. Het meest linkse blauwe hekwerk (links van de brommer) is de brandgang.
Maar zijn fratsen en kunsten konden me niet in de maling nemen, want elke centimeter waar ik mijn stappen had gezet, herkende ik terug en riepen bijna vergane herinneringen in me op.
En toen werd het september en oktober 2013 en waarde het spook van de totale verbouwing rond in de kolderkop van de zogeheten verbouwingsdokter, die maar één satanisch idee in zijn kolderkop had en dat was : Rupiahs en Rupiahs en Rupiahs en liefst zo snel en veel mogelijk, ondanks alle beloftes ooit gedaan. Bangsat, bajingan, suntuluyu, dablek, dobol, jancuk, jamput, setan sundel, mpokeh mbu’en, gombal en nog veel meer is mijn antwoord.
Vergelijk onderstaande foto’s met hoe het toen was.
Het ijzeren hekwerk linkergedeelte rust nog op het muurtje. Het rechtergedeelte is al ontdaan van zijn fundamenten en zweeft overeind gehouden door een paar stukken kawat. De gasten op het bankje zijn de bewajers van eventuele geparkeerde auto’s van restaurant gasten, die er dus duidelijk niet zijn. Want binnen is de verbouwing in volle gang. Wie tuttebel op de brommer is weet ik niet. Zal wel een vriendinnetje zijn van één van de werkers, waar zij op wacht. Het zal die kwibus zijn die daar als derde man staat met zijn helm in de hand. Het is laat in de middag gelet op de schaduwen en heeft hij vandaag in elk geval weer het bordje nasi pecel verdiend voor jullie.
De deur hier nog in functie in sept 2013. De toegangstrap bij de deur is echter al verdwenen. Het dak is al onttrokken aan de blikken van passerenden, omdat er een soort hekwerk voor is gebouwd. Het dak boven de voordeur is ook nieuw. Was voorheen niet. Als ik het zo bekijk is het weer zo goedkoop mogelijk gemaakt, want dat ding hangt er scheef bij. Ik ken OOM Dagobert Duck wel een beetje. Het begin van de denial. Die blauwe auto op straat geparkeerd is een oude roestbak van minimaal 15 jaar oud en ziet er niet uit van binnen. Te vies om aan te raken. Heb er één keer in gezeten en moest een week lang ontsmet worden.
Eind okt 2013: Niets herinnert aan hoe origineel ooit de Jalan Kacapiring 11 was. Niets maar dan ook niets meer. Het muurtje (later voorzien van een ijzeren hekwerk) en het dak en de voordeur naar het hoofdgebouw: alles is weg, verbouwd naar de herinneringen van vergetelheid. Ik heb het huis heel wat jaren gekend, heb er mijn jeugd doorgebracht, ben er later vaker teruggeweest en nu bestaat het niet meer, althans niet meer voor mij. Dag huis, je was ooit mijn tehuis. Nu dien je slechts als bron van inkomsten voor een mongoolse barbaar die rondloopt met een overvolle dompet en er niet genoeg van kan krijgen en zijn naasten het leven zuurt maakt(e). Oom Dagobert Duck: ik weet dat dit gelezen wordt. Succes met mijn mening en slaap lekker op je zachte bale bale. Je krijgt door deze verbouwing toch geen extra klanten om je dompet te spekken, want links, rechts, achter en voor je heb je moordende concurrentie. En die doen het allemaal beter.
Dag mijn tehuis. Ergens op deze site schreef ik dat Surabaya mij zal overleven. In dit geval heb ik, huis, jou overleefd en dat is ergens spijtig, want je was het waard om eeuwen lang te leven samen met de stad die me grootbracht en me leerde te zijn wie ik ben.
Een definitief afscheid van een leven in Indonesia. Ik weet het: half Indonesia is of verbouwd of platgegooid of staat weg te rotten, zonder dat er iets aan gedaan wordt.
Een ode aan de deuropening naar de huiskamer, het stoepje en de trap (op de foto net niet te zien) waar ik menig uurtje van mijn leven zat te niksen met een stel vrienden of waar de bibik sayur of tukang daging hun waren te koop aanboden. Ach menigeen zal wel denken: Nou en. Het was maar een stukje cement met kiezelstenen. Klopt, voor mij was het meer. Die trap was ook de oprit naar de huiskamer toe waar pa zijn motor stalde en op die trap werd gedwongen om mijn spierballen te gebruiken om dat klereding omhoog de huiskamer in te krijgen totdat het pa verveelde en hij me het truckje leerde waar geen spierkracht aan te pas kwam.
Foto’s onder:
En dit is tegenwoordig de hoofdingang van het eens zo mooie en fiere woonhuis Jalan Kacapiring 11 te Surabaya. Een gammele garagedeur voorzien van een hekwerk, een opritje bestrooid met wat shitzooi en een scheve overkapping over wat eens het terras was en nu waarschijnlijk dienst doet als donker rovershol salonkamer….. Maar, namens dat huis, dat in mijn ogen zo mooie stoere huis wat het eens was, namens dat huis ben ik toch in staat om de wereld te laten weten wie ooit de bewoners en vrienden waren van dat huis (waaronder ondergetekende), want:
Torenend boven alle miserable bouwzooi en bouwmisbaksel kunst kijkt een oude kalende manggaboom over de kruising van de Jalan Kacapiring en de Jalan Kusuma Bangsa heen en toont daarmee zijn beschaafde en hoge afkomst: “Ik ben een edele manggaboom, ooit 60 jaren geleden ontsproten uit een pit in de aarde van dit huis door een klein jochie gepoot en ik hem hem beloond en zal leven waar dat kleine jochie van destijds ook moge zijn.”
Het opritje is nog niet eens groot genoeg om fatsoenlijk de auto te parkeren. De warung is ook verkast. Het stond voorheen meer naar links, bovben op een rioolput gebouwd. Die warung is ook al zo oud als de weg naar Kralingen en die rioolput was voor mij vroeger een visplaats voor de ikan lele. (NIET lele kuning.!!!)
Het vreselijke bouwsel over het terras heen en op de achtergrond nog het dak te zien van het oorpronkelijke huis en boven het gore schots en scheef zooitje bouwsel uit torenend daar, al kalend, mijn eigenste manggaboom. Een mangga Madu soort. (De zoete smaak van honig en wraak.) De boom heeft klasse.
Mijn manggaboom heb ik persoonlijk voor het laatst in eind 2010/begin 2011 de handboom geschud en was – als vroeger, stiekem het dak op geklauterd – over de destijds al aanwezige bouwzooi – om alsnog afscheid te nemen, want in de dagen dat ik Indonesia verliet was ik het vergeten. Het deed me goed.
Via het dak en uitspruitsels van de buren naar de voorkant van het huis om mijn manggaboom gedag te zeggen. Beneden door het gaas heen is een stuk van de keuken te zien. Waar ik liep en dat zooitje aangrenzend is later bijgebouwd. Troepie troepie goeiekope troepie en rammelend aan alle kanten… as maar gheef gheluid.
Mijn boom. In de periode dat ik er logeerde gaf hij uit dankbaarheid nieuwe loten. Niet te geloven hoe het dak aan elkaar gelapt is. Ik heb het desondanks toch gewaagd om er voorzichtig over heen te lopen en even de stam aan te raken.
Ik had vroeger wat afgeluierd, half liggend half hangend op die takken, wachtend op mijn vriendjes. Ma maar wachten tot ik naar beneden zou denderen, alwaar zij dan al klaar stond met de rotan of de sapu lidi als straf. Deze keer had ik het lef niet, want ik was geen bocak meer helaas. En trouwens, ma was er niet, dus wie zou me dan straf moeten geven?
En dit was het dan, het verhaal van een huis en een stuk jeugd…Beide waren eens geweest en keren niet weer.
Dan als extra nog een samengestelde compositie foto van 2 huizen gelegen aan de overkant. Het ene hoekhuis is geletterd A en het andere huis was destijds iets kleiner en bewoond door mevr. Priem en haar dochters. Dit huis is geletterd B.
Het huis met de letter A is naar mijn mening anno 2013 /2014 het enige huis indie hele buurt, dat nog in oorspronkelijke staat verkeert en sedert jaren als praktijk dient voor een dierenarts. En dat andere huis? Ach die werd met de grond gelijk gemaakt en er werd een rechthoekige doos voor in de plaats gebouwd, dienend als verzamelgebouwtje voor diverse kantoren/zaken en dergelijke. Het heeft jatrenlang na de bouw leeg gestaan, elfs tot en met 2010 en pas na januari 2011 in trek geraakt.
In nov/dec 2012 heb ik menig maal een praatje gemaakt met de bewaker van dat lege pand destijds. Hij was getroffen door een hartaanval, kon geen andere baan krijgen, had geen familie en was afhankelijk van de eigenaar van dat pand, die hem dit baantje als bewaker gunde. Elke middag laat kwam er iemand langs die hem een pakje met eten bracht voor de avond en voor het ontbijt de volgende dag. Hij sliep beneden in de grote ontvangstzaal en kon gelukkig gebruik maken van de aanwezige toiletten en wastafels. Mijn menselijke benadering naar deze man toe, werd door de familie (waar ik logeerde) om één of andere duistere reden niet in dank aangenomen en mij later zelfs verweten. Waarom??? Yo no se en de God waar ik in geloof snapte het verwijt ook niet. Net zo min snapte mijn familie niet, dat ik andere arme bewoners van de straat Jalan Kusuma Bangsa / Kacapiring voorzag van financ. attenties en eten en ook dat werd mij verweten en ook dat verwijt snapte de God waar ik in geloof niet.
En het fraaiste van alles? Elke zondag morgen werd een dienst bijgewoond in de Christus Koning Kerk. Met welke gebeden baden zij tot God?
Mijn God en ik; wij wisten op dat moment wat menselijkheid inhield en dat is voor mij voldoende.
Dag Surabaya, ik ben niet uit jouw schoot uitgesproten, maar je was wel de stad die me grootbracht en mij maakte tot wie ik nu ben en zal zijn.
Ik zal je nooit meer lijfelijk weerzien, je voelen, ruiken en horen…. slechts beelden via de digitale snelweg zullen me jou tonen en zullen mijn hart breken, want je bent zo dichtbij en toch zo ontzettend ver weg…..